De zoektocht voorbij...

De wijk in met de foto van Mumu. Wie kent haar?

Muyinga, markt

De twee lokale onderzoekers die me gaan helpen met het vinden van de achtergronden van Mumu, zijn helder. Ga de eerste dag maar niet mee de moslimwijk in, want dan doet niemand een mond open. “Als een muzungu, een blanke meekomt, dan moet het namelijk wel erg belangrijk zijn, en hoe belangrijker iets lijkt, hoe minder er wordt gezegd.”

Het is dinsdagavond, zeven uur. In Muyinga is het pikkedonker. Letterlijk. Alleen wat flakkerende houtvuurtjes geven licht. Het is koud, regenachtig. Bijna Nederlands herfstweer. We zitten lekker ingepakt aan een biertje op de betonnen stoep voor het pension. Het bier is ongetwijfeld gebrouwen in een lokale vestiging van Heineken.  Ook Nederlands dus. Bijna ideale omstandigheden voor een Nederlandse, laat staan voor een Burundese die lange tijd in Nederland heeft gewoond. Nietwaar?

De mannen kijken elkaar aan. “Eh, wij zouden het je niet aanraden om vanavond buiten een wandelingetje te gaan maken. De politie heeft niet alles onder controle. In feite is de politie niet te vertrouwen.”

“Maar Mumu is 19, die kan toch niet vanaf zes uur ’s avonds thuis zitten?”

 “Eigenlijik zou het beter zijn als ze helemaal niet buitenkwam. “ Joseph en Byha lachen nerveus om hun eigen grapje. “Ze wordt hier gezien als een rijke Europese Afrikaanse. Alle mannen zullen haar lichaam en geld willen. Dat meisje wordt uitgeknepen als een rijpe sinaasappel. En als ze geen geld meer heeft, dan wordt ze weggegooid. Als ze mazzel heeft, is ze niet zwanger, en is ze niet seropositief.”

 

Hoe onrustig het is in Muyenga blijkt de volgende ochtend. Joseph en Bya zeggen, bijna tussen neus en lippen, dat er vannacht om de hoek iemand is doodgeschoten. Voor hen niet zoveel bijzonders en ze gaan over tot de orde van de dag: het bekijken van de lijst met de namen van Mumu en haar familie. Vooral de vader van Mumu kan rekenen op herkenning. “Die komt heel veel voor bij ons in de wijk”, zegt Bya, die zijn hele leven in de moslimwijk heeft gewoond. “Dat kan betekenen dat Mumu uit de wijk komt, maar het kan ook de zoektocht naar haar familie bemoeilijken”.

Ik breng de dag door met een wandeling door Muyinga, kleren wassen en nagelbijten. Zouden ze iets ontdekken en zo ja wat?

’s Avonds schuiven de mannen graag aan voor bier en een verslag. Ze glimlachen geheimzinnig. Het is mogelijk dat ze familie hebben ontdekt. Maar het kan ook niet zo zijn. Ze willen extra bewijzen verzamelen, met meer mensen praten. Ze hebben wel meer informatie over de vader van Mumu. Die stierf toen Mumu 1 jaar was en hij blijkt zeer bekend te zijn in de wijk. Hij was transporteur. Dat wil zeggen: hij vervoerde goederen op zijn hoofd. Volgens de mensen die Joseph en Bya spraken, is hij in Muyinga geboren. Over de moeder en haar zuster verschillen de berichten.

 

We besluiten de volgende dag eerst naar het plaatselijke ziekenhuis te gaan. Een gebouw uit de jaren vijftig, nog gebouwd door de Belgen. De bedden van de kraamafdeling  staan op een halve meter afstand. Soms is er een matras, vaak ook niet, dan liggen de vrouwen op planken of een spiraal. De zalen zijn verveloos, de grijsbetonnen vloer is hier en daar rood gevlekt. De bevallingkamer is een nachtmerrie: een tafel uit de jaren vijftig waarvan poten en stijgbeugels zijn verroest, vol bloedvlekken. Een verpleegster is bezig verband in een ton te gooien. Het stinkt, mijn maag draait. Hoe kun je hier in godsnaam een kind krijgen? Er is niks. En wat er is, is oud en vies.

 

De archiefkast, waar het ons om te doen is, staat in de hal. Een gammele houten kast, zonder slot. Een verpleegster kijkt wijfelend op de vraag of ze kan nazien of Mumu hier is ingeschreven. We hebben de naam van haar moeder en haar geboortejaar, maar meer ook niet. Ze haalt de chef van de kraamafdeling erbij. Een jonge knul, die eerst gewichtig heen en weer schuift en dingen mompelt als ‘autorisatie’, maar vervolgens toch ontdooit en eigenhandig de kast induikt. We komen uiteindelijk toch een boek tegen van het jaar waarin Mumu is geboren, maar we kunnen niks vinden over Mumu of haar moeder.

 

Na het dejeuner vertrekken we naar het gemeentehuis. Ook dat dateert uit de tijd van de Belgische kolonisatie. Ik heb er geen enkel vertrouwen in. Buiten zagen we namelijk een grote kaartenbak half in een regenplas en dossiermappen weggestopt achter een vervallen keet. Ook het interieur van het gemeentehuis geeft niet veel hoop. In de donkere gang staan tegen de muur een lekke band en het onderstel van een bed. De administrateur raakt in verlegenheid als we vragen naar het archief. We moeten de namen maar doorgeven, dan gaat hij er wel achteraan. “Kom morgenochtend maar terug”, zegt hij. Grote kans dat hij morgen nergens te vinden is.

 

We gebruiken de tijd tot het donker om naar de begraafplaats te rijden waar alle moslims worden begraven; hier zou in ieder geval de vader van Mumu begraven moeten zijn. Misschien zelfs haar moeder. Tot nu toe hebben we nog niet kunnen ontdekken wat er met haar is gebeurd, nadat Mumu vluchtte met haar tantes.

De begraafplaats is een grote groene vlakte, met een zestal vers gedolven graven. Aan de andere kant van het zandpad ligt de katholieke begraafplaats. Hier veel kruisen, zelfs marmeren grafmonumenten. De laatste dateert uit begin jaren zestig. Het einde van de Belgische kolonisatie.

We rijden ook de moslimwijk in. Zandpaden, kleine huizen van rode leem. Kippen scharrelen over de erven, Joseph wijst: hier ongeveer zou Mumu gewoond kunnen hebben. Maar veel huizen zijn afgebroken en nieuwe lemen huizen zijn ervoor in de plaats gekomen. Het is dus waarschijnlijk dat Mumu’s huis er niet meer is. We rijden langs de oudste moskee van de wijk. Een weinig imposant gebouw. Groengeschilderd. Twee mannen dommelen naast de ingang. Voor mij als oningewijde, ziet de moslimwijk er precies zo uit als andere Afrikaanse dorpen of wijken. Er zijn maar weinig vrouwen die hun haar hebben bedekt. Nog minder vrouwen gaan geheel gesluierd.

 

De volgende ochtend gaan we zoals afgesproken naar het gemeentehuis. De ambtenaar is er inderdaad nog niet. We besluiten te wachten, ook al geloven we er eigenlijk niet meer in. Bya gaat, terwijl Joseph en ik wachten, nog even langs wat mensen in de wijk die mogelijk meer kunnen weten over de vader en de moeder van Mumu.

We wachten een uur, tegen beter weten in. Maar dan komt toch de ambtenaar aanlopen. Hij wuift vrolijk naar ons en gebaart ons naar binnen. Op zijn bureau liggen twee registers. Een geboorteregister en een overlijdensregister. Zou het dan toch? Hij heeft inderdaad de geboorteakte van Mumu gevonden en de overlijdensakte van haar vader. Dat is prachtig, want nu is zeker dat Mumu afkomstig is uit Muyinga,

We besluiten fotokopieen te maken van de actes en de ambtenaar maakt officiele uittreksels, met stempels en al.

’s Avonds maken we de balans op. We hebben bewijs dat Mumu hier geboren is. We hebben bewijs dat haar vader hier is gestorven. We weten niets zeker omtrent het lot van haar moeder en haar oudere zus. De mannen zeggen dat ze verder zullen zoeken naar Mumu’s moeder en zus, maar ik zie aan hun gezichten dat ze niet geloven in enig resultaat.

Dus maar duimen dat wat we wel hebben gevonden, genoeg is om Mumu in Nederland te houden.