Bikkelen in Benin


Vrijdag 9 november 2012

Meisjes in Benin: geslagen, verkracht en gedwongen te trouwen

Een maand zwerven door Benin brengt veel schokkends. Zo hebben de Peul in het noorden de gewoonte hun dochters, kort na de geboorte, uit te huwelijken. Die verloving geeft een speciale band tussen twee families en brengt daarmee zekerheid voor de familie van de dochter. De familie van de verloofde schiet namelijk overal bij te hulp als dat nodig is. Het meisje trouwt nog voor haar eerste menstruatie; die moet plaatsvinden in het bijzijn van haar echtgenoot. Op die manier weten beide families dat het meisje ongeschonden het huwelijk in wandelt. Het lijkt mij vooral een traditioneel mannenargument, maar ja we praten dan ook over een gemeenschap waar mannen het voor het zeggen hebben.

Of zoals de eerste minister van de koning het gisteren zei: Als de vrouw zorgt dat ze op tijd het eten klaar heeft, heeft de man geen enkele reden om haar te slaan. Maar als ze ongehoorzaam is en niet doet wat de man haar opdraagt, ja, dan is een stevig pak slaag een goeie oplossing. Dat geldt overigens niet alleen voor de Peul. Hier in het noorden en midden is mishandeling  van de vrouw niet ongebruikelijk. Slaan, haar steken met een mes, haar branden met een vuurstok, het zijn middelen om de vrouw te leren dat ze haar man moet gehoorzamen. Sommige vrouwen overleven het niet. We zagen gruwelijke foto’s van verminkte vrouwen.

Bij de Peul trouwen de meisjes dus nog voor ze de pubertijd hebben bereikt: negen jaar, tien jaar. Zij worden opeens van kind in een vrouwenrol geduwd. Een echtgenoot van zestig of ouder is geen uitzondering. Alleen al het idee is genoeg om elk meisje te laten huiveren. Maar de meiden van de Peul gaan nietsvermoedend het huwelijk in, want gepraat wordt er niet. Niet tussen moeders en dochters, niet tussen zusters, niet tussen vriendinnen. We interviewden zo’n kindbruidje en toen we vroegen wat volgens haar het huwelijk betekende zei ze: het geven van een bruidsschat en je haar op een bepaalde manier kammen. Het kind had geen enkel idee wat haar te wachten stond. Ze had haar verloofde nog nooit gezien; alles wordt min of meer in het geheim, door de families bekokstoofd.

In de streek waar we waren, bij Parakou (derde stad van Benin) en Nikki, verder naar het noorden, zagen we heel veel kinderen met een dikke buik en een kind op de rug. De meisjes gaan niet meer naar school, maar moeten meewerken op de velden en in het huishouden van de familie van de echtgenoot. Het is zwaar werk, ze staan vaak als eerste op en gaan als laatste naar bed. Ze zijn doodmoe, maar mogen hun echtgenoot niet weigeren. ‘Ik heb hoofdpijn’ is uit hun woordenboek geschrapt. Als ze niet willen, dan kunnen ze rekenen op een fikse afstraffing.

Lang niet alle Peulmeisjes mogen naar school. Sommigen blijven thuis om moeder te helpen, anderen worden uitgeleend aan een oud familielid dat zelf niet meer zo goed uit de weg kan. Het analfabetisme onder Peulmeisjes is dan ook hoog. Al lijkt daar verandering in te komen, zo werd me verteld, mede onder druk van de staat en NGO’s. Maar ik moet eerst cijfers zien, dan geloven.

Het meisje dat we interviewden werd uit de handen van haar verloofde gered. Ze kwam niet meer naar school ter voorbereiding van haar huwelijk en dat werd gezien. Er werd maar haar ouders gepraat door school, staat, ngo en lokale stamoudste en het meisje is nu weer terug op school en hoeft niet te trouwen. Tot haar grote opluchting. Ze wil geen moeder worden, ze wil onderwijzeres worden.

Het meisje loopt elke dag vier kilometer heen en vier kilometer terug naar school. Voor het grootste gedeelte over eenzame paden. ‘Dan ben ik wel bang’, zegt ze, want vaak zijn er mannen en jongens die naar doen.’

Ook in Benin zijn meisjes en vrouwen niet veilig.

Maandag 5 november 2012

Het is half negen 's avonds en nog steeds bloedheet hier in Parakou, het noordoosten van Benin. Ik wacht op de mensen die ons komen informeren over het programma vanaf aanstaande woensdag. De trip tot nu toe is zwaar. We moeten zoveel verschillende onderwerpen aanpakken, die uiteindelijk toch ook weer allemaal op elkaar lijken; soms wordt alles een grote hoop.

Het zoveelste mooie project, de zoveelste president van de boeren, de vissers of de handelaren.

Tegelijkertijd gaat het om mensen. Prachtige mensen, sterke mensen, zieke mensen, arme mensen, wanhopige mensen, vragende mensen, klittende mensen, corrupte mensen, gelovige mensen, cynische mensen, dronken mensen.

Waar ik moedeloos van word is de schijnbare uitzichtloosheid. De mensen hier op het platteland zijn over het algemeen niet naar school geweest. Ze kunnen niet lezen en schrijven. Hun kinderen gaan soms naar school, maar de kwaliteit van het onderwijs is treurig. Leraren blijven weg van de klas, leerlingen zitten met 60 in een klas, de lesstof  is beneden alle peil.

Hoe kun je verwachten dat mensen zich kritisch opstellen ten opzichte van hun eigen leven? Echt proberen hun leven te ontworstelen? Ze hebben nooit geleerd in abstracties te denken. Een ander leven dan het hunne kennen ze nauwelijks hoe kun je dan écht dromen van een ander leven?

De mensen hier leven van dag tot dag. Zelfs als ze bijvoorbeeld konden sparen, dan doen de meesten het niet. Het betekent dat sommige kinderen niet naar school gaan omdat de ouders in september geen geld hebben. In Les Aiguégués bijvoorbeeld is er dan nauwelijks vis vanwege het hoge water. De mensen daar bestaan voor een groot deel van de vis en als die er niet is, leiden ze honger. Maar niemand die er aan denkt om in februari en de maanden erna als er veel vis is, wat centen opzij te leggen voor het schoolgeld dat in september wordt gevraagd. Sommige hulporganisaties proberen nu via spaargroepen het sparen te promoten. Dat lukt aardig, maar in hoeverre de spaargroepen blijven bestaan als de hulporganisatie weg is, is een grote vraag.

Van de overheid hebben de mensen niet veel te verwachten. Die zijn veelal met zichzelf bezig, niet met de inwoners van hun land.

Morgen gaat de karavaan weer verder, het is de bedoeling dat we in Nikki slapen. Nikki?

 

 

Zaterdag 3 november 2012

Al een paar dagen hadden we in een hotel gezeten dat door een doorsnee reisgids beschreven zou worden als ‘eenvoudig’. Dat betekent in het geval van het platteland in Benin: soms stroom, geen internet, en heel af en toe stromend water. We moesten eten wat de pot schafte: in mijn geval was dat frites met een omelet, voor mijn Afrikaanse collega waren dat geiteningewanden met rijst. Verse groenten was een onbekend begrip, net als fruit.

Toen wij dan ook in hoofdstad Porto Novo aankwamen, was het eerste waar ik van droomde een overheerlijke maaltijd zonder frites en zonder eieren.

Mijn collega had de zinnen gezet op vis. Begrijpelijk, ons hotel lag naast de rivier en de vissen sprongen zo ongeveer op je bord. Ik was echter eigenwijs en wilde kip. Heerlijke krokant gebakken kip. Met zo’n goudbruin korstje, sappig wit vlees van binnen. Zo’n kip waarvan je zegt: tis jammer voor het dier dat het dood is, maar oh boy, deze kip heeft zijn leven niet voor niets gegeven. Zo’n kip die je lippen een ietsje vettig achterlaat, maar die nooit en te nimmer zijn vettigheid over je kin zal laten druipen. Zo’n kip waarbij de negende van Beethoven in het niets verdwijnt. Een kip als de ultieme zonsopgang. Een kip waarvan de smaakpapillen gaan stuiptrekken. Een orgastische kip. Een kip die zegt: het leven is het waard om te sterven. Zo’n kip dus. Ik heb een vriend die kip op die manier klaarmaakt, ik weet dus waarover ik het heb.

De vis van mijn collega kwam eerder dan mijn kip. Een prachtige vis, mooi gegrild. Vers. Ik bekeek het dier met welbehagen en spreidde mijn papieren servet alvast op mijn schoot. Anticipatie. Verwachting. De zon ging rood onder, de muggen dansten op het water, een eenzame piroque dreef geluidloos voorbij. Het leven was prachtig.

De ober kwam en haalde met een groots gebaar het servet van mijn kip. Ik keek. En keek nog een keer. En deed een schietgebed.

Ik had de kippen-jezus Christus geserveerd gekregen. Een kale, broodmagere kippen-christus, de benen in wanhoop gespreid. Gerafeld. Aangevreten door de zweep. Gekruisigd op mijn bord. In alle eeuwigheid amen. Ik keek nog eens goed en dekte de kip weer toe met mijn servet. Ik keek naar de bloedrode zon en nam een kloek besluit.

Vanavond nog zou ik op zoek gaan naar een grot met een grote steen ervoor. Daar zou ik deze kip te ruste leggen. Een waardig graf. Ik was er zeker van dat deze kip over drie dagen op zou staan en weg zou wandelen. Zeker bij deze temperaturen. En als Maria Magadalena  zou ik wenen bij het lege graf en bidden dat de kip op een of andere manier niet voor niets zijn leven had gegeven.

 

 

Zondag 21 oktober 2012

Voodoo: religieus schrikbewind

We zijn bezig met het maken van een documentaire over het leven in Les Aiguégués, een meer dan waterrijk gebied bij hoofdstad Porto Novo (Benin) dat elk jaar weer onder water komt te staan. Om het leven in beeld te brengen volgen we sinds vorig jaar twee meisjes: Françoise en Justine.

Françoise is een openhartige, vrolijke visverkoopster, Justine een gesloten meisje met vele geheimen, beiden zijn ze geboren en getogen in het gebied, beide vaders zijn vissers. 

Gisteren waren we bij Justine om te horen hoe het haar het afgelopen jaar was vergaan. Hoewel ze ons vorig jaar had bezworen nooit te zullen trouwen, was dat dus precies wat ze gedaan heeft.  Ze ontving ons samen met haar man in een piepklein huisje bestaande uit twee piepkleine kamers. De woonkamer bestaat uit een vloerkleed en een tafel, de slaapkamer hebben we niet gezien. Dat wilden we ook niet. Ze delen hun binnenplaats met nog een aantal andere gezinnen, waaronder dat van de huisbaas. Er staat een put; het water wordt piepend en krakend opgehaald met een rafelig touw en een lekke plastic kruik.

Het afgelopen jaar was er een van vallen en opstaan voor Justine, maar dat bewaar ik voor een andere keer.

Nadat we hadden gefilmd en geinterviewd, wilden we nog wat opnamen maken van haar wijk. We stonden nietsvermoedend opnamen te maken van een pleintje, de mensen, de huizen, een onooglijk tempeltje, toen opeens een hele boze man op ons af kwam rennen en begon te schreeuwen dat hij de camera zou vermorzelen. De cameraman schrok zich een hoedje en begon zonder een woord te zeggen de camera van het statief te halen. Aissata Traoré, onze geweldige gids, kwam tussenbeide, net als de echtgenoot van Justine die met ons mee was gelopen.

De echtgenoot legde zachtjes uit dat wij er voor hem en zijn vrouw waren. Dat schoot helemaal in het verkeerde keelgat. Wie of hij dan wel was? Daarmee impliciet zeggend:  Luister broer, jij bent een nul. Ik ben hier degene die wat voorstelt. Dus wat hebben ze in godsnaam bij jou te zoeken?

Wij moesten allemaal meekomen, dan zou hij de camera vernietigen, zoals deze zijn fetish hadden vernietigd. Wat betreft echtgenoot: de koning zou er voor zorgen dat zijn leven een hel werd. Dat ze allemaal ziek zouden worden, dat ze uit hun huis werden gezet. Echtgenoot verschoot van kleur en werd heel erg witjes.

De man was dus een koning, een voodoo priester, dat onooglijke tempeltje zijn heiligdom. Door er opnamen van te maken hadden we de voodoo vernietigd of zoiets.  Helemaal begrijpen deden wij het niet. De boze koning gebaarde dat wij allen met hem mee moesten komen naar zijn huis, waar inderdaad fier een witte vlag wapperde. Het teken dat daar voodoo werd bedreven.

De cameraman en ik besloten niet mee te gaan. Onze aanwezigheid zou alleen maar voor onrust zorgen en dus was het aan de echtgenoot van Justine en onze gids Aissata om uit te leggen wat er aan de hand was. De koning bleek na een half uur praten, redelijk bereid de zaak te laten rusten, tot er opeens twee fiere jonge mannen kwamen binnenstormen, die vonden dat er heiligschennis was gepleegd, dat de koning zich daar niet bij neer kon leggen, dat er een of andere vorm van wraak nodig was.

Toen echtgenoot op een gegeven moment naar buiten kwam met de mededeling dat de koning wilde zien wat er was gefilmd, was het de beurt van de cameraman om van kleur te verschieten. Geen denken aan dat hij opnamen zou wissen omdat een of andere achterlijke voodoo-meneer dat vond.

Natuurlijk liep het af zoals veel zaken aflopen in Afrika: met het betalen van geld. We betaalden; niet voor onszelf, maar omdat de kans groot was dat Justine en haar echtgenoot fikse problemen zouden krijgen. Deze ‘koning’ beschikte waarschijnlijk over een heel legertje van die fiere jonge mannen, plus natuurlijk nog de nodige voodoo om het leven volstrekt onmogelijk te maken.

Het zette me wel aan het denken. Betalen om iets gedaan te krijgen, daar was ik wel aan gewend. Maar die blijkbaar absolute macht van zo’n voodoo priester daar was ik erg van geschrokken. In een militaire dictatuur gebeuren vreselijke dingen, maar bij de voodoo kwam daar nog eens een religieus schrikbewind overheen met spreuken en fetish. Ik had gelezen over kinderen die tot kinderarbeid werden gedwongen en daar niet weg durfden lopen omdat ze een voodoo ceremonie hadden ondergaan. Hier in de wijk leek deze koning volgens voodoo-wetten zijn goddelijke gang te kunnen gaan. En dat terwijl Benin toch naar Afrikaanse maatstaven een redelijk lopende democratie was.

Zojuist kreeg ik van Aissata de gids een telefoontje. De koning was bijgedraaid na onze donatie en wilde ons wel ontvangen. Maar, zo zei Aissata, dat gaan wij niet doen. Het enige dat de koning wil is geld. Ik heb dus maar gezegd dat jullie al weer weg waren.

Vandaag gaan we Justine filmen terwijl ze boodschappen doet op de markt. We hebben wel alle instanties gewaarschuwd dat we er aankomen, inclusief de Beninoise geheime dienst. Ons kan niks gebeuren vanmiddag.