Donderdag 21 april
Afgelopen woensdag was een angstige dag in meerdere opzichten. Met Papa
Charles, mijn 65-jarige fixer, maar ook hoogleraar in de geologie, sociologie
en nog wat andere -ogien- zou ik naar het begin van de mijn Bisie trekken in
gezelschap van een meneer van de mijnen. De officiele staatsvertegenwoordiger
en toezichthouder. Een auto was niet voorhanden en dus besloten we met de motor
te gaan. Heerlijk, dacht ik, met 35 graden, is het lekker fris zo achterop de
motor.
Maar al tijdens het starten van de motor door papa Charles ontdekte ik dat
het misschien wel eens erg lang geleden zou kunnen zijn, dat hij op een motor
had gezeten. Papa Charles frunnikte eindeloos met het startcontact, wist
vervolgens niet de eerste versnelling te vinden en daarna ook niet de rem. Wij
stonden bovenaan een heuveltje. Kom, zei Papa Charles, die zich niet zo snel
uit het veld liet slaan: 'Spring maar achterop, dan start ik wel terwijl we
naar beneden rijden'. Ik keek hem ongelovig aan. De weg naar beneden bestond
uit een rotsig karrepad, met ontzettend scherpe stenen, die hun scherpe tandjes
venijnig lieten zien. Ook moesten wij twee gammele, houten bruggetjes over. Ik
voelde bezorgd aan mijn gloednieuwe camera. Als we zouden vallen, dan
zou die er als eerste aangaan. Maar Papa Charles noodde mij met een breed
handgebaar achterop. Wij schoten als een haas vooruit; ik kon mij nog net
vastgrijpen aan zijn wapperende vest. Twee tellen later belandde ik hard met
mijn neus tegen zijn achterhoofd. Hij had per ongeluk op de rem getrapt. Wij
deden 10 minuten over 200 meter, maar we kwamen ongedeerd op de hoofdweg. Die
was geasfalteerd, dus dat zou wel gaan, dacht ik in mijn onschuld.
Maar Papa Charles pakte een andere weg. Die erg leek op het karrepad dat ik
zojuist opgelucht zwetend gedag had gezwaaid. Het komende uur bracht ik door
met geknepen billen, en mijn ogen wijd opengesperd om te kunnen anticiperen op
stenen, kuilen, waterpartijen en Papa Charles grillig rijgedrag. Dan weer reed
hij (op rechte stukken) 20 kilometer, dan weer ging hij luid toeterend, met 60
door de rotsige, gruizige, levensgevaarlijke bochten. Het is lang geleden dat
ik schietgebedjes deed, maar tijdens deze dodenrit beloofde ik de goede god van
alles. Bedenk dan ook nog dat je als blanke achter op een motor een immense
bezienswaardigheid bent. Zoiets als koningin Beatrix die besluit in vol ornaat
een eindje door den Haag te fietsen. Als je langs komt schieten alle kinderen
overeind, steken hun duim omhoog en beginnen te gillen: Monuc, Monuc. (Dat het
tegenwoordig Monusco heet, zal hun een zorg zijn). Dus ik moest vaak een hand
loslaten om daarmee naar die allerschattigste kindertjes te zwaaien. Ik moest
ook glimlachen en doen alsof ik het reuze naar mijn zin had. Terwijl
ondertussen de dood mij grimlachend vanaf de weg een middelvinger toestak.
Wij zijn op de plaats van bestemming aangekomen. Ik wil niet zeggen
ongedeerd, de rit heeft mij voorgoed genezen van de wens nog zelf een motor te
bezitten. Gelukkig baarde ook bij Papa Charles oefening de kunst. Toen hij mij
vanochtend naar het voetbalveld-helicopterveld bracht, zijn wij maar een keer
in een slip geraakt.