Maak je borst maar nat

Ik ben een maand in Rwanda, maar nog steeds erger ik me aan de auto’s die ALTIJD op de stoep staan geparkeerd, zodat je wel genoodzaakt bent op de weg te lopen, waar je van de sokken gereden wordt door diezelfde auto’s aangevuld door bussen en busjes, motor-taxi’s en vrachtwagens.

Nog steeds erger ik me aan al die soldaten die tegen het vallen van de avond de stad opvallend onopvallend in bezit nemen. Ze dragen allemaal een geweer en ze zijn allemaal niet ouder dan 15, zo lijkt het. Een combinatie die ik niet erg rustgevend vind.

Nog steeds erger ik me aan alle Muzungu die met die onmiskenbare paternalistische blik van de neo-koloniaal, praten over de toekomst van Rwanda, onderwijl hun zakken volstoppend in zo kort mogelijke tijd.

Nog steeds erger ik me aan de ontbijtober, die met zijn allechagrijnigste smoel, ELKE ochtend vraagt wat ik voor mijn ontbijt wil, terwijl hij nu toch zo moeten weten dat ik ALTIJD koffie met een gewone omelet wil.

Nog steeds erger ik me aan het bandje van de moskee vlakbij, die me op het meest onchristelijke uur in de vroege ochtend wakker schreeuwt.

En na alle ergernissen verwachten jullie natuurlijk als tegenhanger een verhaal over alle positieve dingen die ik meemaakte afgelopen maand. Vergeet het maar. Niet vandaag. Ik heb een baaldag en ben van plan overal stevig tegenaan te zeuren. Ik zou vandaag maar ver uit mijn buurt blijven als ik jullie was. Kigali, maak je borst maar nat.