Allerbehulpzaamst kent geen tijd

Administratie is heel belangrijk in de meeste Afrikaanse landen. Ontbreekt er een papier, een zegel, een stempel? Vergeet het dan maar, je krijgt niets meer gedaan. In sommige landen verandert dat als je met wat dollars wappert. In Rwanda is dat onmogelijk, het uitbannen van corruptie staat hoog op de prioriteitenlijst. Er zit dus niets anders op dan je over te geven aan het ritme van de handelingen die moeten gebeuren.

Zo moest ik gisteren mijn perskaart halen bij het een paar weken geleden geopende perscentrum. Ik had me voorgenomen er om 10.00 uur te zijn, dat zou ruim voldoende moeten zijn om mijn volgende afspraak om half drie te halen. Ik had immers via internet al weken van te voren alles ingestuurd wat ze nodig hadden.

Helaas lag internet er uit en konden de –overigens uiterst behulpzame en vriendelijke- mensen van het perscentrum niet bij mijn gegevens. Of ik misschien een kopie van mijn paspoort, mijn visum en mijn perskaart bij me had? Het werd aarzelend en verontschuldigend gevraagd. Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid, dus haalde ik mijn stapel kopieën te voorschijn.

Of ik ook nog een formulier wilde invullen?

Natuurlijk. Kon ik dan nu betalen, mijn kaart krijgen en aan het werk? Ai. Dat werd lastig, want pas morgen was de kaart klaar. Rond negenen dat wel, zei het allerbehulpzaamste meisje achter de tafel.

Kon ik dan vandaag hier alvast aan het werk?  

Nou eh, nee. Dan moest ik toch eerst de perskaart hebben. En trouwens, internet lag er toch uit.

Ik wilde -een tikje teleurgesteld in de efficientie van het gloednieuwe perscentrum- vertrekken, maar werd zachtjes teruggefloten, door het allerbehulpzaamste meisje. U moet alvast wel betalen hoor. Nee, niet hier, maar bij de Belastingdienst.

Waar of de belastingdienst was. Kon ik het lopen? Het bleek zes minuten van het perscentrum te liggen. Een loopje.

Weet je wat, ik zal je wel even brengen. Laat me even deze formulieren afhandelen en dan kunnen we gaan, zei het allerbehulpzaamst meisje. Het afhandelen van de formulieren duurde drie kwartier.

Toen wij dan eindelijk bij de Belastingdienst arriveerden, constateerde het allerbehulpzaamste meisje dat het ontzettend druk was. Ze wist nog wel een kantoor in de ministeriewijk en daar was het vast en zeker minder druk. 

Inderdaad. Daar zat niemand, maar de tocht er naar toe had dankzij het wachten bij een fotograaf, tanken bij een druk station en wachten in de file, alles bij elkaar driekwartier geduurd. Ik begon me nu toch wat ongerust te maken voor mijn volgende afspraak. Daar had ik nog twee uur voor, maar gezien dit tempo, leek het niets te veel.

Bij het niet-drukke belastingkantoor in de ministeriewijk was dan wel geen mens; ze weigerden jammer genoeg dollars te aanvaarden als betaalmiddel. 

Mijn allerbehulpzaamste begeleidster verontschuldigde zich met een allervriendelijkste lach. We moesten weer terug naar het belastingkantoor in het centrum. Geen nood, mijn allerbehulpzaamste begeleidster had zojuist gehoord dat buitenlanders voorrang krijgen. Was dat niet fijn? Nou!

Er bleken inderdaad heel wat inwoners van Kigali bij het centrumkantoor van de Belastingdienst te moeten zijn. De wachtruimte zat propvol. Ik mocht direct door naar het kantoortje en werd gelijk geholpen. Ik schaamde me en voelde duizend verwijtende ogen in mijn rug. Neokoloniaal, leken de mensen me in alle stilte toe te schreeuwen. Maar aan de andere kant was ik ook weer blij-pragmatisch: ik haalde mijn afspraak nu met gemak. Zeker als ik met de motortaxi zou gaan.

Dat het een ware dodenrit zou worden, daarvan had ik geen idee. Maar daarover morgen meer.