Vader in de zorg

Donderdag 15 maart

Ongelofelijk: niet alles gaat slecht in het Nederlandse zorgstelsel

Opeens ging het niet meer. Mijn vader (84), die een paar jaar geleden nog op zijn sloffen de Vierdaagse hiphopte, kon praktisch niet meer lopen. Hij woonde nog genoeglijk bij zichzelf in huis, maar dat was dus bijna van de ene op de andere dag afge-lopen. Vader moest naar een bejaardentehuis, ofwel zorgappartementencomplex zoals dat eufemistisch heet tegenwoordig. Nee, vader komt niet bij mij in huis, we zijn hier niet in Afrika. Ik vond het fijn dat hij mij onderdak verschafte en te eten gaf toen ik klein was, maar hetzelfde doen voor hem nu hij oud en versleten is … nee! Mijn broers en zussen hebben er dezelfde ideeën over, dus wij moesten op zoek naar een tehuis. Ik begon de tocht met enige huiver ...

Sinds bedrijven, organisaties en instellingen woorden als 'klantvriendelijk' en 'vraaggestuurd' hanteren, is de klant steeds verder naar de achtergrond verdrongen en duurt het steeds langer voor er vragen worden beantwoord. Als ze al worden beantwoord. Wij zijn de afgelopen jaren gewend geraakt aan het dwalen in een een Kafkaiaanse wereld waarin wij door blijmoedige callcentrabedienden van het kastje naar de muur worden gestuurd.

Ik was dan ook stomverbaasd dat het me lukte om binnen een dag en een noodplek te regelen voor vader. Binnen een dag! Ik geloofde mijn eigen oren niet toen een vriendelijke mevrouw, aan wie ik 's ochtends het probleem had voorgelegd, me na enkele uren al belde met de melding dat vader de volgende dag een kamer zou hebben in een passend tehuis. Ik was zeer opgelucht, maar ook een beetje bang. Mijn vader was namelijk de afgelopen jaren steeds strakker vast gaan houden aan zijn eigen ritme en gewoonten. Als wij bijvoorbeeld een keertje met vader buiten de deur wilden eten , dan moesten wij een week van te voren, in viervoud, een verzoek indienen. Mijn vader is zijn werkzame leven boekhouder geweest en is dol op papieren en op het ordenen van papieren. Zijn dochter mist dat specifieke gen.

Hoe vertelde ik dus mijn vader dat hij de volgende dag met een verschoninkje verwacht werd in een tijdelijk onderkomen. De volgende dag! De man zou met geen mogelijkheid het huis uit te krijgen zijn. Ik piekerde sombertjes over verdovingspijltjes die jagers wel gebruiken als ze een gevaarlijk dier willen transporteren. Zou de huisarts daaraan mee willen werken? Of misschien deed een fikse dosis Prozac het werk?  

Ik pruttelde dus door de telefoon iets over gaan naar hotel, tijdelijk, als het je niet bevalt, kun je zo terug, terwijl ik wachtte op het stille verzet dat zou losbreken. Mijn vader schreeuwt nooit. Maakt nooit ruzie. Zegt nooit 'nee', maar doet gewoon waar hij zelf zin in heeft, ook al spring je hoog en laag. Dat gen heb ik nou weer wel.

Maar vader zei alleen: 'Nou das snel'. En hoe laat ben je dan bij me?  Ik realiseerde me dat vader er nog veel slechter aan toe was, dan ik dacht. Nu zit hij een week of vier in de noodopvang. Vanaf dag 1 was eigenlijk wel duidelijk dat vader niet meer naar huis terug zou gaan. Niet alleen zijn benen holden achteruit, ook het hoofd is niet meer wat het was, al kan hij nog steeds alle 150 telefoonnummers die hij ooit nodig had, uit datzelfde hoofd foutloos opdreunen. 

En dus moest er een nieuwe zoektocht begonnen worden naar een permanente plek. Het duurde even voor de juiste papieren er waren, maar toen was het ook weer binnen een paar dagen gepiept. Gisteren kreeg ik een belletje van een alweer heel vriendelijke mevrouw die mij vertelde dat er een kamer was en wanneer we wilden kijken of die naar onze en vaders zin was. Vrijdag gaan we dan dus maar doen.

Ik blijf huiverig. Het moet ergens mis gaan. Dat kan niet anders.