Benin, november 2012
Al een paar dagen
hadden we in een hotel gezeten dat door een doorsnee reisgids beschreven zou
worden als ‘eenvoudig’. Dat betekent in het geval van het platteland in Benin:
soms stroom, geen internet, en heel af en toe stromend water. We moesten eten
wat de pot schafte: in mijn geval was dat frites met een omelet, voor mijn
Afrikaanse collega waren dat geiteningewanden met rijst. Verse groenten was een
onbekend begrip, net als fruit.Toen wij dan ook
in hoofdstad Porto Novo aankwamen, was het eerste waar ik van droomde een
overheerlijke maaltijd zonder frites en zonder eieren. Mijn collega had
de zinnen gezet op vis. Begrijpelijk, ons hotel lag naast de rivier en de
vissen sprongen zo ongeveer op je bord. Ik was echter eigenwijs en wilde kip.
Heerlijke krokant gebakken kip. Met zo’n goudbruin korstje, sappig wit vlees
van binnen. Zo’n kip waarvan je zegt: tis jammer voor het dier dat het dood is,
maar oh boy, deze kip heeft zijn leven niet voor niets gegeven. Zo’n kip die je
lippen een ietsje vettig achterlaat, maar die nooit en te nimmer zijn
vettigheid over je kin zal laten druipen. Zo’n kip waarbij de negende van
Beethoven in het niets verdwijnt. Een kip als de ultieme zonsopgang. Een kip
waarvan de smaakpapillen gaan stuiptrekken. Een orgastische kip. Een kip die
zegt: het leven is het waard om te sterven. Zo’n kip dus. Ik heb een vriend die
kip op die manier klaarmaakt, ik weet dus waarover ik het heb.De vis van mijn
collega kwam eerder dan mijn kip. Een prachtige vis, mooi gegrild. Vers. Ik
bekeek het dier met welbehagen en spreidde mijn papieren servet alvast op mijn
schoot. Anticipatie. Verwachting. De zon ging rood onder, de muggen dansten op
het water, een eenzame piroque dreef geluidloos voorbij. Het leven was
prachtig.De ober kwam en
haalde met een groots gebaar het servet van mijn kip. Ik keek. En keek nog een
keer. En deed een schietgebed.Ik had de
kippen-jezus Christus geserveerd gekregen. Een kale, broodmagere kippen-christus, de
benen in wanhoop gespreid. Gerafeld. Aangevreten door de zweep. Gekruisigd op mijn bord. In alle eeuwigheid amen. Ik
keek nog eens goed en dekte de kip weer toe met mijn servet. Ik keek naar de
bloedrode zon en nam een kloek besluit.Vanavond nog zou
ik op zoek gaan naar een grot met een grote steen ervoor. Daar zou ik deze kip
te ruste leggen. Een waardig graf. Ik was er zeker van dat deze kip over drie
dagen op zou staan en weg zou wandelen. Zeker bij deze temperaturen. En als
Maria Magadalena zou ik wenen bij het
lege graf en bidden dat de kip op een of andere manier niet voor niets zijn
leven had gegeven.