Blog onderzoek mei 2014 in Kigali

 This is Rwanda

Een van de oren van de man was grotesk gedeformeerd. Hij bewoog zijn armen omhoog tot schouderhoogte en strekte ze. Hij boog een arm en bonkte met zijn vuist op zijn borst. 'Weet u mevrouw, ze leren ons met ons hoofd dat er geen Tutsi's en Hutu's meer zijn. Dat we allemaal Rwandezen zijn. Maar mijn hart vertelt een ander verhaal. Mijn hart huilt nog steeds.

We stonden op een rode zandweg ergens in een buitenwijk en keken uit over een dal naar een andere heuvel van Kigali waar golfplaten daken in de zon schitterden. Het was heet. Jeanne en ik waren een paar uur naar deze meneer op zoek geweest. We hadden de buurt waarin hij moest wonen, zijn bijnaam en zijn echte naam. Ons contact, een Europeaan, had ons gemaand onopvallend naar deze meneer op zoek te gaan. Ik vertelde dat dit een onmogelijke opgave was. Ik was zoiets als een giraf in Volendam. 

zandweg.jpg


Mijn fixer Jeanne en ik hadden dan ook behoorlijk wat mensen om ons heen verzameld toen uiteindelijk een buurvrouw ons het huis wees. Ze klopte aan en we werden hartelijk welkom geheten. De hele buurt stroomde mee de tuin in. Onopvallender kun je het niet maken. Daar stond ik met mijn privé-boodschap die zeer privé moest blijven.

Ik vertelde dat ik een boodschap had van een jeugdvriend van hem. 'Ach, dat is leuk' riep de man. ' Hoe heet hij?' Dat was een dilemma. Moest ik de naam noemen of niet. Als ik hem noemde, dan wist ik of hij de naam herkende. Dus gaf ik hem de naam. De meneer bleef vaag kijken. 'Nee, de naam zei hem niets. Had ik een foto?'

Jazeker, had ik een foto, maar in mijn computer. Als meneer naar mijn hotel zou willen komen, dan konden we in alle rust met elkaar praten en kon hij foto's bekijken van zijn jeugdvriend die een hele kerel was geworden. En dus spraken wij af dat hij afgelopen zaterdag naar mijn hotel zou komen. 

De meneer was er niet op het afgesproken uur. Ik maakte me niet ongerust, TIA of te wel, This Is Africa. Maar na een uur begon ik toch maar te bellen. De telefoon van de meneer stond echter uit. Ik kon hem niet bellen, niet SMSen. Ik probeerde het later nog eens, met het zelfde resultaat.

Opeens schoot mij de wandeling in 2010 met Ingabire te binnen, Ze liet me een wijk zien die deels van de ene dag op de andere dag met de grond was platgemaakt voor nieuwbouw. De huurders moesten maar zien dat ze een ander huis kregen, de eigenaren hadden een mooie 'oprotpremie' geïncasseerd. We spraken met wat mensen, zij gaf sommigen haar telefoonnummer. 's Avonds werd ze gebeld: de mensen met wie ze had gesproken waren allemaal opgepakt en zaten nu op het politiebureau. Ook een jonge moeder met haar baby. 

Het zou heel goed kunnen dat de meneer ook was opgepakt om hem te ondervragen naar zijn banden met mij en de meneer wiens naam ik had genoemd als jeugdvriend. Het kon ook zijn dat meneer zelf niet durfde uit angst dat er iets met hem gebeurde of dat hem van hogerhand was afgeraden met me te gaan praten. Dit is Rwanda. TIR.

O ja, gisteren ben ik teruggevlogen naar Nederland. Vandaag ga ik een Rwandese vriend  vragen onopvallend contact op te nemen met de man om te zien of alles goed met hem is.

Zaterdag 17 mei 2014

Rwanda mag dan stevig geleid worden, het is wel het veiligste land in Afrika hoor buitenlanders vaak zeggen. Dat mag voor hen dan zo zijn, dat geldt niet voor de Rwandezen zelf. Sinds begin april wordt de streek die grenst aan Goma (DRC), geteisterd door ontvoeringen. 

Afgelopen week ontving ik een lijst met 22 namen en een brief van een bezorgde vader.  Ook heb ik een brief van een familie waarvan op 18 april 2014 maar liefst zeven mensen tegelijk werden ontvoerd.  

Gisteren ging ik naar het hoofdbureau van politie in Kigali om wat feiten boven tafel te halen: hoeveel mensen waren er sinds januari als vermist opgegeven en hoeveel waren dat er de jaren ervoor? Natuurlijk wilde ik weten of de politie de verdwijningen bevestigde en wat ze deden om de mensen op te sporen. We werden, zoals gebruikelijk, uiterst vriendelijk ontvangen, maar gingen zonder informatie weer weg.

Uitsluitend de woordvoerder van de politie mag met de pers praten, hij moet me nog steeds terugbellen.

Via internet vonden fixer Jeanne en ik het telefoonnummer van de brigade in grensplaats Gisenyi, de stad waar veel mensen verdwijnen. Jeanne belt met hem in het Kinyarwanda. De brigade generaal zegt dat ze het in onderzoek hebben en dat ze actie ondernomen hebben. Als we vragen welke actie, verwijst hij ons naar de regionale woordvoerder. Als we hem bellen zegt hij dat hij er niets van weet, dat hij een vrije dag heeft en morgen er op terug zal komen. Ik vertel niets verrassend als ik zeg dat hij - net als zijn collega uit Kigali- nog niet heeft gebeld.

Voor ons op tafel ligt een kopie van de brief die een bezorgde vader stuurde naar de politie, het leger, de marine en de districtsbrigade. De brief is vol stempels, duidelijke tekens van ontvangst Op de brief ook een telefoonnummer van de vader. 

Die vertelt dat zijn dochter Annemari op 18 maart een telefoontje kreeg van een vriendin. Of ze  alstjeblieft naar haar toe kon komen, ze had een belangrijke boodschap voor haar. Annemari sputterde tegen, ze moest naar haar werk, ze liep stage in het ziekenhuis van Gisenyi. Maar de vriendin drong aan en Annemari ging naar haar toe. Bij de vriendin waren een militair en een meneer in burger, die hebben haar meegenomen in een gewone auto. Sindsdien heeft de vader niets meer van haar vernomen. Hij heeft op alle mogelijke deuren geklopt, maar niemand ondernam ook maar enige actie, niemand wist wat er met Annemari was gebeurd. Ontvoering dus, want als de politie iemand arresteert, dan moet de familie worden verwittigd. Militairen mogen al helemaal geen burgers arresteren.  

Een dag later, op 19 maart, werd Elali, een klasgenootje van Annemari ontvoerd. Zij kwam afgelopen woensdag 14 mei vrij. Ze is dus bijna twee maanden ontvoerd geweest. Volgens de vader van Annemari is haar klasgenootje naar een militair kamp in Kigali gebracht waar ze is ondervraagd over de FDLR, de Hutu-rebellen in Oost-Congo. Iemand uit hun klas zou samenwerken met de rebellen.

Human Rights Watch onderzocht afgelopen week de ontvoeringen en bevestigt dat de ontvoeringen mogelijk draaien om de FDLR. De mensen die zijn verdwenen worden verdacht informatie te hebben over de rebellen of met ze samen te werken.

Donderdag 15 mei 2015

Tijd voor een biertje

biertje.jpg

Op zoek naar materiaal van de CDR dat gaat over hun activiteiten van vóór de genocide, en een rapport uit 2002 van African Rights, krijg ik te maken met het ongepolijste Rwanda en een zeer wantrouwige staatspartij.  

Het CDR had een leidende rol in de genocide, samen met de voormalige staatspartij MRND. Ik wilde weten of er documenten waren in archieven die gingen over de activiteiten van de partij voor 7 april 1994, de dag dat de genocide begon. Ik startte bij het documentatiecentrum van de Commissie voor het gevecht tegen de genocide. Het documentatiecentrum bleek te bestaan uit een kelderkamer met wat boeken, een grote tafel en een secretaresse. Materiaal over het CDR hadden ze niet. Nee, ze konden ook niet zeggen, waar ik het wel kon vinden. 

Mijn fixer jeanne en ik besloten naar het genocide-monument te gaan. Daar moest een uitgebreid documentatiecentrum zitten. Helaas. Het documentatiecentrum bleek dicht voor renovatie. De collectie was elders onder gebracht. Maar, zo vertelde een vriendelijke beheerder, hij dacht niet dat er echt archiefmateriaal over de CDR bij zou zitten. Wellicht zouden we wat kunnen vinden bij de FPR, de staatspartij had een groot archief, zo zei de vriendelijke man. 

Ondertussen waren we voor het boekje naar de grootste bibliotheek van Rwanda geweest, het documentatiecentrum van de commissie die vecht tegen de genocide en het het Nyanzamonument in Kigali. 'Ai, zei de bibliothecaresse, ons archief is dicht. Er wordt gerenoveerd. Maar ze wilde wel even kijken of ons boekje in de collectie zat. Ze pakte de telefoon en schudde na vijf minuten 'nee'. Daarop gingen we naar de Technische School waar aan het begin van de genocide duizenden Tutsi's werden gedwongen naar Nyanza te lopen (twee uur met een bus), waar ze vervolgens werden vermoord. Het boekje ging over de gebeurtenissen in de school en Nyanza, dus dat leek logisch. 

Op het terrein midden in de stad staan nog steeds dezelfde gebouwen, het is nog steeds een technische school, al is het niet meer van de paters, maar van de staat. Ook de PR-meneer van de school schudde 'nee'. Het archief was toevallig overgedragen aan het herdenkingscentrum in Nyanza.

Het boekje was geschreven door African Rights. Die hebben een heel oude website en reageren nergens op, maar misschien kon de commissie voor mensenrechten organisaties ons verder helpen. Jeanne belde twee medewerkers, maar geen van die twee had van African Rights gehoord en ze hadden allebei ook geen zin om er verder werk van te maken.

Uiteindelijk belandden we gisteren bij het hoofdkantoor van de FPR, de partij van de president en de partij met een hoop macht. We meldden ons met onze vraag over het CDR. We moesten wat wachten in de receptie, waar een man Nederland ervan beschuldigde België te hebben gekoloniseerd ten tijde van het Ottomaanse rijk. Ik heb geen idee met welke geschiedenisboeken Rwanda werkt, maar het wordt tijd dat ik er eens eentje aanschaf.

We werden uiteindelijk ontvangen door een aardige jongeman die vroeg voor welke bladen ik werkte, of ik al eens eerder iets over Rwanda had geschreven (ik mompelde iets ontwijkends), waarom ik iets over de CDR wilde weten. Geloofde ik niet wat ze hadden gedaan? Ik vertelde dat ik op zoek was naar documenten die de rol van de CDR zouden kunnen belichten. Hij bekeek me wantrouwig.

Ik had hem mijn riedel gegeven dat ik bezig was met een artikel over verzoening na twintig jaar genocide. Dat valt lekker bij de autoriteiten en het dekt een hoop onderwerpen. Hij schoof de CDR terzijde en vertelde dat hij me in contact zou brengen met een senator die me alles zou kunnen vertellen over de genocide. Op die manier zou ik, het zijn zijn letterlijke woorden: 'Het juiste verhaal te horen krijgen.'

Ook zou hij me in contact brengen met een mevrouw die ons wegwijs kon maken in de verzoeningsprojecten en commissies. Die mevrouw had de juiste introducties overal dus dat bespaarde me een hoop tijd. Zo gaat het dus als je niet oppast: binnen no time word je omringd door mensen die allemaal gelieerd zijn aan de staat, de staatsboodschap toeteren en er voor zorgen dat je nergens anders aan toe komt. En oh ja, of hij nog een kopie van het artikel kon krijgen als het klaar was. 

Tot slot vroeg hij mijn kaartje. Ik weet zeker dat hij mij direct is gaan googelen zodra wij onze hielen hadden gelicht. Ik weet ook zeker dat hij mij niet terug zal bellen, zoals hij had beloofd. Volgens de huidige ideologie heeft hij immers niets goeds van mij te verwachten, ik ben een kritisch journalist en alles wat die doen, is alleen maar ongefundeerd het regime en de leider in een kwaad daglicht stellen. 

Jeanne en ik vonden het tijd voor een biertje.


Dinsdag 13 mei 2014

Genocidair? Rammelend bewijs en verdwenen rapporten

Hoe kan het dat een oorspronkelijk positief rapport over een Rwandees die van genocide is beschuldigd, niet terug is te vinden in het dossier? Hoe kan het dat een ander onderzoek door een Rwandese advocaat, in de arm genomen door de Rwandees, volstrekt wordt genegeerd door de IND?

De afgelopen dagen heel veel interviews afgenomen voor een paar mensen die in Nederland van genocide worden beschuldigd. Het is soms ploeteren, omdat er een aantal is dat geen Frans spreekt (laat staan Engels) en de meegebrachte tolk ook niet altijd even verstaanbaar is. Daarom neem ik alles op, Niet alleen kan ik teksten drie of vier keer terugluisteren desgewenst, maar anderen kunnen controleren wat er gezegd wordt in het Kinyarwanda. Vanuit het Frans maak ik een Nederlandse vertaling. Op die manier heb ik dus de verklaringen in drie talen. Centraal staat de tijd en de manier waarop die tijd werd doorbracht met de beschuldigde tijdens de 100 dagen van de genocide in 1994. Het moet een ooggetuigenverslag zijn, geen verhalen uit de tweede of zelfs derde hand; die zijn onbetrouwbaar.

Natuurlijk halen mensen data door elkaar, het is twintig jaar geleden en lopen verhalen soms niet helemaal parallel. Ik heb 25 jaar geleden iets verschrikkelijks meegemaakt. Ik denk dat ik me alles nog kristalhelder en tot in detail herinner. Maar toen ik een paar maanden geleden met iemand sprak die me kende vanuit die tijd, kreeg ik dingen te horen die me absoluut onbekend in de oren klonken en die pas na een poosje op zijn plek vielen. 

Voor één Rwandees, Joseph Mugenzi heb ik alle interviews afgerond. (Mugenzi wil met naam en toenaam worden genoemd omdat hij niets te verbergen heeft, zegt hij). 

Hij komt er uit naar voren als een hardwerkende man (hij had twee apotheken; hij beheerde er een, zijn vrouw de andere) met het hart op de goede plek. Volgens de beschuldigingen zou hij een wegversperring hebben opgericht en bij die wegversperring zouden mensen zijn vermoord. Nu blijkt dat er bij zijn bedrijf helemaal geen wegversperring is geweest. Wel bij zijn huis, maar daar kwam hij pas na zijn werk en zo zegt zelfs de chef van de Tracking Unit hier in Kigali, in het donker werd niet gemoord. 

Ook zou Mugenzi mee hebben gedaan met de oprichting van het Radiostation dat opriep tot haatzaaien. Nog afgezien van het feit dat bij de oprichting er nog geen sprake was van haatzaai uitzendingen, dat kwam later, was hij niet bij dat station berokken, maar bij een radiostation dat door zijn politieke partij werd opgericht. Dat station kwam nooit van de grond.

Ik heb gesproken met een meneer die de hele dag te vinden was in de buurt van de winkel van Mugenzi. Hij bevoorraadde de winkel, ze waren lid van dezelfde partij, bezochten dezelfde bijeenkomsten en werden goede vrienden. Die zegt dat Mugenzi gewoon altijd aan het werk was, geen tijd had om met een machete rond te lopen en de genocide verschrikkelijk vond. Ze wilden veranderingen, maar niet via geweld. Deze vriend van Mugenzi was en is overigens getrouwd met een Tutsi.

Ik heb gesproken met een Tutsi-jongen met een groot litteken van zijn oor tot aan zijn neus. Hij werd in de nacht van 7 op 8 april bij hem thuis aangevallen door de Interahamwe. Hij was drie jaar. Twee broertjes overleefden de slachtpartij niet, hij kwam in het ziekenhuis terecht. Mugenzi haalde hem en nog een andere jongen die ook op de kamer lag, daar weg en bracht hem in veiligheid bij familie op het platteland. 

Ik heb gesproken met een Tutsi-dame die voor Mugenzi werkte. Hij redde haar van de Interahamwe, bracht haar met haar familie, naar het platteland en huurde een huis voor haar. Later, toen het leger van Paul Kagame Kigali had ingenomen, kwam hij haar tegen in grensplaats Gisenyi. Hij huurde weer een huis voor haar. Mugenzi wist dat het voor hem als Hutu te gevaarlijk was om in Rwanda te blijven. Hij gaf de sleutel van zijn zaak aan de mevrouw en zei: 'Neem jij de winkel, jij bent Tutsi en dus veilig.'

Dit is dus de meneer die door de IND als een gevaarlijke genocidair wordt afgeschilderd. Het bewijs rammelt aan alle kanten. Ik heb ook de meneer gesproken die aan de basis stond van dat rammelende bewijs. Die zegt dat hij een heel ander rapport heeft geschreven dan nu in het dossier zit van Mugenzi. 

Mugenzi liet het er niet bij zitten en nam een vooraanstaand Rwandees advocaat in de arm om ook onderzoek te doen. Dat rapport haalde de beschuldigingen van de IND hardhandig onderuit. Toch trok de IND zich niets aan van dat rapport. De allergrootste vraag die dus nog beantwoord moet worden is hoe dat allemaal in godsnaam kan.

Mugenzi ondertussen zit financieel aan de grond. Hi woont dankzij een vriend, gratis in een appartement dat leeg is op een bed en bureau na. Hij weet waarom ze hem beschuldigen als genocidair. Lees morgen het vervolg.


Zaterdag 10 mei 2014

Werkkamp als PR-instrument

Jean Baptiste Nkurikiyumukiza kreeg van de Gacaca rechter 15 jaar. Hij heeft, in groepsverband, mensen vermoord tijdens dat gruwelijke voorjaar van 1994. ‘Ik neem de verantwoording daarvoor.’

Het is als een mantra. Iedereen die ik vraag waarom ze in de gevangenis of in het werkkamp zitten zeggen: Ik neem mijn verantwoordelijkheid.

Het doet denken aan China onder Mao waarin mensen ‘vrijwillig’ schuldbekentenissen opschreven, nadat ze in talloze sessies hardhandig hadden geleerd wat de toverwoorden waren. De Tigistes krijgen lessen over de geschiedenis van Rwanda, staatspolitiek, verzoening en genocide-ideologie.

tigjeanbaptiste-1.jpg

Jean Baptiste

Jean Baptiste is de chef van de 118 Tigistes die wonen in een kamp hoog in de heuvels, even buiten Kigali. Zijn de omstandigheden in een Rwandese gevangenis niet te vergelijken met een Nederlandse, wonen en werken in een kamp is weer van een heel andere orde. Daartegenover staat dat de straftijd wordt gehalveerd. Jean Baptiste moet dus 7,5 jaar doorbrengen in het kamp. Volgend jaar februari komt hij vrij.

Jean Baptiste woont samen met zijn 117 medegevangenen op een mooi stukje Rwanda. De mannen hebben vanaf hun heuvel een prachtig uitzicht als ze tegen de boomstronken voor hun tent staan te plassen. Die vormen namelijk hun urinoir, zegt de commandant als hij ons een rondleiding geeft. Poepen doen de mannen verder weg van het kamp, want dat stinkt. Als ik wil mag ik wel kijken. Ik bedank vriendelijk.

tig2mannengesneden-1.jpg


De Tigistes leven bovenop elkaar gestapeld in hoge, oranje tenten. Er is nauwelijks bewegingsruimte en, ook al is het volop ochtend, het is er schemerdonker. Gerafelde lappen schermen de bedden af.

Een doucheruimte is er niet, ik zag een enkele kraan. Wat dat betekent voor de hygiene van de mannen die de hele dag zwaar en modderig werken aan de aanleg van een weg, kan ik alleen vermoeden.  Het kamp staat ongeveer een jaar. Daarna gaan de mannen ergens anders aan het werk.

De commandant neemt ons mee naar de plek waar de Tigistes een nieuwe weg aanleggen. We lopen over betegelde paden waarlangs rode bloemen zijn geplant. Aangelegd door de Tigistes. Hier komt een hotel, zegt de commandant. En de grond verderop wordt geschikt gemaakt voor bewoning. Het district verkoopt percelen voor een schappelijke prijs.  Mijn mannen leggen hier de wegen aan.

Jean Baptiste staat vroeg op: om zes uur moeten ze aan het werk. Er is geen ontbijt, de mannen werken zonder te eten door tot vier uur ‘s middags. Is één keer per dag eten niet veel te weinig als je zo hard moet werken? Jean Baptiste schudt ‘nee’. Een keer per dag eten zou nog wel gaan, als er genoeg te eten was. Maar het komt vaak voor dat er niet genoeg is en dan lijden ze honger.

Eerder had de commandant ook al antwoord op dezelfde vraag gegeven. Nee hoor een keer eten is ruim voldoende. Ze houden zelfs eten over en dat bewaren ze tot de volgende dag. Het is dezelfde commandant die tijdens het gesprek met Jean Baptiste niet van onze zijde wijkt en probeert te verhinderen dat Jean Baptiste antwoord geeft op de honger vraag. Dat hij het toch durft zegt of iets over de moed van Jean Baptiste of over de honger die ze lijden. De mannen die ik zie, zien er mager en sjofel uit. Hun kleren zijn kapot en vuil. Sommigen lopen op blote voeten, officieel verboden in Rwanda.

Opvallend is dat er geen bewaking is bij de mannen. Misschien is dat ook wel een reden om de mannen ondervoed te houden: dan hebben ze geen puf te ontsnappen. De commandant heeft een andere verklaring: de mannen weten dat genocide niet verjaart, dus heeft het geen zin te ontsnappen.

tigestes1.JPG


De TIG (Traveaux d’Interet General, Werken voor het algemeen belang) dienen ook ter promotie van de verzoening en Rwanda in het algemeen. Want wat klinkt het mooi: genocidairs die hun straf uitdienen door zich in te zetten voor het belang van de gemeenschap. Slachtoffers zien concreet het resultaat en profiteren er van. Slachtoffer en dader komen nader tot elkaar, verzoening. Happy end. Dat het sprookje een donkere kant heeft, daar wordt vanzelfsprekend niet mee geadverteerd.

De commandant vertelt dat de mannen veranderen tijdens hun werk als Tigist. Als ze vrijkomen, zijn ze bevrijd van hun schuld, omdat ze hun verantwoordelijkheid hebben genomen. Alweer die mantra.

Als ik Jean Baptiste vraag of hij is veranderd tijdens de zeven jaar, geeft hij als antwoord dat zijn familie veel armer is geworden, omdat hij er niet is. Hij heeft de vraag anders geinterpreteerd. Als de commandant de vraag herhaalt, antwoord hij: ‘Het leven hier is onderdeel van mijn straf. Ik heb mijn verantwoordelijkheid genomen.’

Voor de Rwandese financien zijn de Tigisten een zegen. Hun verblijf en eten kost nauwelijks iets, terwijl ze overal het land ontsluiten door wegen te maken die er daarvoor niet waren, of oude wegen renoveren. Dankzij de nieuwe wegen wordt het land mobieler en dat is goed voor de economie. Critici merken bitter op dat de Tutsi’s het oude systeem hebben opgepakt van hun voorvaderen, waarin de Hutu’s moesten slaven voor de Tutsi-heersters, want het zijn alleen mensen die veroordeeld zijn voor genocide die in een TIG terecht komen. Uitsluitend Hutu’s worden veroordeeld voor de genocide op de Tutsi’s, zoals het in Rwanda officieel heet. Er werken op dit moment ongeveer … tigistes in 37 kampen.

Tigistes gaan waar het werk is. Jean Baptiste werkt zo ver van huis dat zijn vrouw en zeven kinderen hem niet kunnen bezoeken op zijn hoge heuvel bij Kigali. Tien dagen per jaar mag hij naar huis. Dat is geluk en verdriet tegelijkertijd. Geluk om weer thuis te zijn, verdriet omdat hij ziet dat zijn familie maar nauwelijks het hoofd boven water kan houden.

Hij loopt met ons mee naar het kamp op verzoek van de commandant. Ik hoop van harte dat hij niet gestraft wordt omdat hij tegen ons vertelde dat hij honger had.

Wordt vervolgd

bellevue.JPG

Met de commandant en fixer Jeanne d'Arc op weg naar de Tigistes

Vrijdag 9 mei 2014

Modelgevangenis deel II

Wie wil mag werken in Nyanza centrale gevangenis. Er zijn varkens en koeien, er is een bouwbedrijf, er worden maïs en bonen verbouwd, er is een banenenplantage en er is een koffieplantage. Werken is niet verplicht. De gevangenen kunnen er een aardige zakcent aan overhouden, zeventig procent van wat verdiend wordt, mag de gevangene houden. Er zijn er die wel 300 dollar per maand verdienen, vertelt directeur Innocent trots. Ze betalen de studie van hun kinderen ermee. 

varkensstal.JPG


Varkensstal

Net als andere staatsorganisaties moet de gevangenis voldoen aan jaarlijkse, vooraf opgestelde doelen.  Zo moet er 36 miljoen RWA aan maïs en bonen worden omgezet dit jaar. En moeten de varkens 10 miljoen opbrengen. (1 miljoen RWA is ongeveer 1000 euro). Als je het niet haalt, moet je verdomd goede redenen hebben (mijn vertaling van innocents woorden), zoals aantoonbare droogte of natheid. 

Innocent oogt jong, gevraagd naar zijn leeftijd, vertelt hij dat veel mensen verbaasd zijn dat hij gevangenisdirecteur is, omdat hij niet een oude, wijze, serieuze meneer is. Net als iedereen die bij het gevangeniswezen werkt, heeft hij een militaire opleiding. Zijn uniform hangt in de kast, net als zijn toga, want hij is ook meester in de rechten. Hij is nu vijf jaar directeur. Ja, het is best zwaar, maar tegelijk is het ook een prachtbaan. Ik had niet verwacht dat hij iets anders zou zeggen. 

Hij neemt mij en fixer Jeanne d'Arc mee op een toer over het gevangenisterrein. Dat beslaat ongeveer 8 hectare; het totale terrein waarover de gevangenis beschikt is 76 hectare. Daar kunnen dus nog aardig wat bananen en koffie geplant worden. Eerst gaan we naar de damesvleugel, met de romantische naam Juliette. De 400 mannen die niet voor genocide veroordeeld zijn zitten vlakbij, maar o zo onbereikbaar in de Romeo-vleugel. Als we aankomen, lopen alle vrouwen van het plein weg. Ik vraag aan Innocent wat er aan de hand is. Hij lacht en slaat een arm om mijn schouder. Hij wijst: ze komen juist aanlopen om ons te begroeten. En verdomd, de vrouwen komen terug met stoeltjes en bankjes. Ze gaan er eens goed voor zitten. 

potjespannetjes.JPG

Een aantal komt naar ons toegerend met manden en potjes van riet. Het zijn modellen die overal in Rwanda worden gemaakt en verkocht. Hier staan ze op vrijdag en zaterdag mee op de markt, want dan komen de bezoekers. Die willen nog wel eens wat kopen. Net als hoog bezoek, dat ook frequent op de stoep staat om te zien hoe geweldig Nyanza het doet als modelgevangenis. 

De directeur vertelt wie ik ben en wat ik kom doen. De vrouwen knikken me allemaal vriendelijk toe. Ik voel me vreselijk opgelaten. Natuurlijk verwachten ze van mij dat ik ook iets zeg. Maar wat kan ik zeggen? Dat ik het een mooie gevangenis vind? Mijn god, dat zeg je van iemands huis, die vrouwen zitten hier gevangen. Dat ik het een aardige directeur vind? Maar ik ken die man helemaal niet, wie weet is het een beest. Dat ik hun president eng vind? Lijkt me hier in een gevangenis niet echt de juiste plek. En dus vertel ik in mijn beste Frans (wat niemand verstaat want jeanne komt er bij om mij in het Kinyarwanda te vertalen) dat ik hun land prachtig vind, dat ik Rwandezen aardig en sympathiek vind en dat ik hoop dat ze allemaal hier maar heel kort hoeven te zitten. Over dat laatste struikelt Jeanne. Ze kijkt naar de directeur. Hoe zal ze dat vertalen? Die zegt wat ze moet zeggen. Ik heb geen idee hoe de Kinyarwanda versie luidt van de laatste zin.

Ik kijk nog eens naar de vrouwen in versleten paan en slippers. Naar het binnenplein waar ze hun dagen slijten. Is dit nu echt modelgevangenis Nyanza. Komen hier de mensen terecht die worden uitgeleverd aan Rwanda?

Wordt vervolgd

Woensdag 7 mei 2014

Modelgevangenis Nyanza in Mpanga, Zuid-Rwanda

nyanzaopzij.JPG

Nyanza gezien vanaf de koeienstal van de gevangenis

Jean Paul Ntiyanira was voor hij in de Nyanza gevangenis kwam, ambtenaar. Hij werd door de Gacaca veroordeeld en kreeg levenslang voor genocide. Jean Paul glimlacht met een scheve mond. 'Ik was ambtenaar en ik was verantwoordelijk. Ik nam mijn verantwoordelijkheid.' 

We zitten op een grasveld binnen de gevangenis. Bij ons twee bewakers, mijn fixer Jeanne d'Arc, en Denis, de adjunct-directeur van de gevangenis. Jean Paul is de vertegenwoordiger van alle 6000 gevangenen in 'Golf-wing' de vleugel waar de mannen wonen die van genocide zijn beschuldigd en berecht. Hij heeft geen privileges vertelt hij. Hij moet plassen op een van de zes wc's voor zo'n 150 mensen, hij moet douchen in een van de 6 douches, achter een laag blauw plastic gordijn, zodat je je alleen zittend ongezien kunt douchen. 

Overdag is bijna iedereen op het plein waarlangs de cellen vier hoog liggen. Het is er druk, overal staan of zitten mannen. Ook de galerijen zijn vol. In een hoek van het plein staan een paar schoolborden, daar wordt lesgegeven. Andere mannen vlechten manden of potten. Op sommige plekken kunnen de mannen bijna geen vin verroeren. Er hangen twee basketbalnetten. Schaduw is er nergens, maar dat geeft niet, vertelt Jean Paul. Als het te heet wordt of als het regent, blijven ze op de galerijen of in de cellen.

Hij heeft net als alle andere gevangenen een bed dat tegelijk dient als kast. Boven en onder hem slaapt ook een gevangene. Het zijn kooien van driehoog, soms staan er drie series kooien naast elkaar, soms vijf. Alles bij elkaar slapen er bij Jean Paul zo'n 30 andere gevangenen. Dit noemen ze een cel; de cel heeft geen ramen. 

Elke cel heeft een verantwoordelijke. Als iemand ziek is, als iemand problemen heeft met zijn familie, of als er ruzie is, wordt dit allemaal gemeld bij de cel-verantwoordelijke. Een aantal cellen vormt een dorp, in totaal telt de Golf-wing zo'n 24 dorpen. Jean Paul is verantwoordelijk voor alle dorpen, hij is het sectorhoofd. "We hebben de gevangenis gemodelleerd naar de buitenwereld. Zo weten de gevangenen die terugkeren naar de maatschappij, een beetje hoe de dingen zijn georganiseerd."

jeanpaul.JPG

Jean Paul

Jean Paul gaat nooit meer terug naar de maatschappij. Het voelt ongemakkelijk om daarover te vragen. Hoe vraag je naar iemands toekomst als die toekomst vastligt tussen gevangenismuren? Dus vraag ik naar makkelijker zaken. Hebben ze genoeg te eten?

Jean Paul zegt: Mwah. 's Morgens is er pap en om een uur of vier eten ze bonen of maïs.  En 's avonds, vraag ik naïef. Jean paul glimlacht sereen. Er is geen avondeten. In de gevangenis van Nyanza eet je twee keer per dag. Drie maaltijden per dag, dat hoort bij een andere klasse, zegt hij. De rijke klasse.

Vanaf ons grasveld kijken we neer op de overkapte marktplaats zonder muren. Het Rode Kruis is er bezig. 'Wat doen ze? Jean Paul knikt: 'Er zijn gevangenen zonder dossier hier, of met een onvolledig dossier. Het Rode Kruis onderzoekt al deze gevallen. Als vertegenwoordiger van de gevangenen heb ik geen invloed op wat er bij de rechters gebeurt, maar hier komen heel veel mensen dankzij een onbekwame rechter."

Is dit de modelgevangenis die er kwam dankzij Nederlandse steun? Is dit de modelgevangenis volgens internationale normen gebouwd? 

Wordt vervolgd

IMG 3417.JPG

Gevangen aan het werk op de bananenplantage bij de gevangenis. Roze kleding betekent nog niet veroordeeld, oranje betekent veroordeeld.

Maandag 5 mei 2014

Fout in de oorlog

Het mannetje wees naar zichzelf en haalde een identiteitskaart tevoorschijn. Inderdaad, hij heette Eduard. We zaten op een klein terras, dat eigenlijk geen terras was, maar een veranda voor de kroeg. Ik op een rode plastic stoel, hij op het muurtje. Zomaar, zonder dat ik er naar vroeg, begon hij in gebroken Frans te vertellen over 'Les evenements', de genocide. Hij was 38 toen. Het was chaos. Hij had geen vrouw, geen kinderen, en vluchtte Kigali uit. Daar ontmoette hij een groep mannen. Hij kende er een paar. 

Ze hadden een wegversperring opgericht. Hij bleef bij hen, want zij hadden drank en eten. Ja, bij de wegversperring waren mensen doodgeslagen. Hij had het zelf gezien. Ja, hij had zelf ook meegedaan, Edouard vertelde het zonder een spier te vertrekken. Tutsi's, maar ook Hutu's. Sommigen werden vermoord om wat ze bij zich hadden, vertelt hij. "Zo bleven wij in leven." 

Later, hij wist niet meer precies wanneer, ging hij terug naar Kigali. Hij ging wonen in een leeg huisje, niet ver van hier. Hij kende de familie wel die er had gewoond. Ze zijn nooit teruggekomen. Het huisje is allang met de grond gelijk gemaakt. Ervoor in de plaats kwam een groot hotel. Edouard is nooit veroordeeld door een Gacaca, laat staan door het straftribunaal in Arusha. Hij heeft nooit een baan gehad en leeft van een klusje hier en een klusje daar. Hij hangt altijd bij Le Capitale rond, zegt Lestud die er bedient. Daar valt een praatje te maken en soms geven mensen hem een biertje.

Ik had hem ook een biertje gegeven nog voor ik zijn verhaal had gehoord. Zou ik hem ook een biertje zou hebben gegeven als ik zijn verleden had gekend? Ik keek nog eens goed naar hem. Edouard lachte me toe en proostte. Ik zou het niet weten. Verzoening is aan de Rwandezen zelf, niet aan buitenstaanders.

Zaterdag 3 mei 2014

Het was een bizarre ervaring. Een bijeenkomst van Rwandese journalisten en hun waakhonden ter gelegenheid van de dag van de persvrijheid. Er werden eerst wat prijzen uitgereikt. niet vanwege journalistieke verdiensten, maar omdat een aantal harder die ochtend een kwart marathon hadden gelopen dan anderen. Daarna kregen we te horen hoe Rwanda de ideale journalist voor zich zag: iemand die constructief meewerkt met de regering aan de ontwikkeling van het land. 'Constructive journalism' is het toverwoord voor de Rwandese journalist zo bleek uit meerdere bijdragen. Daarna werd er gediscussieerd. Ik verwachtte er niet al te veel van, maar plots, na wat obligate vragen over hoe de journalist het beste kon bijdragen en hoe dat te meten, begon iemand over de problemen rond de persvrijheid in het land. En dat deze bijeenkomst, met deze mensen een uitstekende gelegenheid was om er over te discussiëren. Daarna ging het alleen nog -wel in voorzichtige bewoordingen maar toch- over het gebrek aan persvrijheid en de problemen die journalisten ondervinden. 

De journalisten gingen het debat aan: de waakhonden-organisaties reageerden defensief en schoten in de bekende groef. Als een journalist tijdens zijn werk iets strafbaars doet, dan moet hij zich niet verschuilen achter zijn beroep om straf te ontlopen. Als een journalist wordt gearresteerd, dan is dat omdat hij iets verkeerds heeft gedaan, niet omdat hij journalist is. 'Soms vecht een journalist met zijn vrouw en als de politie dan komt kijken en hem meeneemt naar het bureau, dan schreeuwt hij als hij vrij is moord en brand over persvrijheid.'

Plots kreeg ik het woord. Ik wilde dat ik nu kon vertellen dat ik in eloquente zinnen de zaal plat had gekregen met een geweldig verhaal, maar niets van dit al. Ik vond eigenlijk dat de Rwandezen deze discussie onderling moesten houden en dat ik als Westerling, me er vooral niet mee moest bemoeien. Ik stamelde dus iets als goed dat deze discussie wordt gehouden op deze dag. Dat ik trots was op de nummer 1 plaats van Nederland op de lijst van pers-vrijheid landen, en dat Rwanda nog een lange weg te gaan had als nummer 173. De zaal viel stil. Van wie die lijst was vroeg de voorzitter. Nee, niet van de door hen gehate organisatie Reporters zonder grenzen, maar van Free Press Unlimited en Freehouse. 

In Rwanda heerst een enorme competitieve sfeer. Ergens onder aan bungelen is dus gezichtsverlies, wat het onderwerp van de lijst ook is. Het ging daarna dan ook over ranglijsten en de waarde die men er vooral niet aan moest hechten omdat de lijsten werden samengesteld vanuit een politiek belang, of omdat enkele factoren het resultaat konden drukken.

Net als in Nederland zijn ook Rwandese ministeries terughoudend met informatie. Er is geen wet openbaarheid bestuur, maar vier jaar geleden is wel de mogelijkheid gekomen dat overheidsorganisaties  meer informatie moeten geven. 'Maar als we een vraag hebben dan worden we van het kastje naar de muur gestuurd en uiteindelijk geeft niemand antwoord', zo klaagde een journalist. Hoewel Nederland nummer 1 staat op de lijst van landen met de meeste persvrijheid en rwanda nummer 73, klinkt dit me toch heel bekend in de oren. Als het goed is verdien ik de komende weken elke dag geld, omdat ik geen enkele reactie heb gekregen op een WOB-verzoek.

Maar ondanks alle stijfheid en starheid bij de waakhonden-organisaties, ontdekte ik toch ook wat beweging. Er werd nagedacht over persvrijheid, of het het gebrek er aan. Maar kon niet ontdekken waarom er over wordt nagedacht. Omdat ze moeten kiezen tussen een slechte ranglijst of kritiek op de overheid? In beide gevallen is het imago van het regime in het geding. 

Terwijl ik deze regels tik, vertelt op France24, Stanley Gatera over zijn arrestatie half april nadat hij een regime-kritisch interview had gegeven aan Al Jazeerah. Toen hij naar huis mocht, heeft hij direct zijn boeltje gepakt en is hij met zijn familie naar Oeganda gevlucht. Maar ook daar voelt hij zich niet echt veilig; hij zoekt naar een ander land. Tijdens de bijeenkomst gisteren werd door de waakhond-organisaties ook over Gatera gesproken. Hij werd door hen in diskrediet gebracht: hij zou op 8 april een brief hebben geschreven waarin hij 8 miljoen RWA (8000 euro ongeveer) eiste van het regime, omdat hij in financiële problemen zat. Toen dit werd geweigerd, heeft Gatera overal geroepen dat hij werd belaagd en dat hij moest vluchten.

Persvrijheid en Rwanda, het blijft -sinds media werden gebruikt om haat te zaaien voor en tijdens de genocide- een uiterst ongemakkelijke combinatie,

Vrijdag 2 mei 2014

Ik wil het toch even kwijt: we hebben een daadkrachtige ambassadrice in Kigali. Niet om te slijmen -dat deed ik ook niet met de vorige ambassadeur- maar gewoon, omdat het zo is. Emails, worden snel beantwoord, ze is helder in haar motieven en een benodigde brief had ik binnen no-time. Bij het weggaan stopte me ze nog snel haar telefoonnummer toe, je weet maar nooit. 

Vanochtend ga ik dus gewapend met brief (die wel een paar centen kostte, maar daar kon de ambassadrice weer niets aan doen, officiële documenten zijn nu eenmaal niet gratis) en handgeschreven brieven naar de commissaris die mij toestemming gaat geven om Victoire te bezoeken. Ik heb er nog twee andere brieven aan toegevoegd: ik wil een werkkamp bezoeken en modelgevangenis Mpanga, gebouwd met Nederlands geld. Daar komen alle uitgeleverde Rwandezen terecht, zo wordt mij verzekerd. Ik wil met eigen ogen zien in welk gevangenis-paradijs zij terechtkomen.

Het formuleren van de verzoeken vraagt enige behendigheid. Ik wil niet jokken, maar wil ook geen reden geven om mijn verzoek te weigeren. Ik herinner mij nog een vorig interview verzoek aan president Paul Kagame waarin ik hem uitlegde dat ik mevrouw Ingabire al jaren volgde in Nederland en dat ik graag met hem van gedachten zou wisselen over de politieke ruimte en de toekomst van Rwanda. Ik dacht wat argeloos, dat de president mij wel even zou uitleggen hoe het zat. Niet dus. Ik kreeg een snerende mail van zijn woordvoerster. Wat of ik wel dacht. Als kennis van Ingabire was een interview onmogelijk. 

Morgen is het de dag van de Persvrijheid, maar veel feestjes worden vandaag al gevierd. Om drie uur vanmiddag is er in Kigali een feestje in een hotel. Collega Eric Udahemuka zal daar niet bij zijn. Hij moest begin april het land uit vluchten, samen met zijn familie. Ik ga samen met Jeanne d'Arc wel een kijkje nemen. Het geeft me de gelegenheid wat collega's te spreken.

Free Press Unlimited en Freedom House kwamen een paar dagen geleden met de nieuwe ranglijst. Rwanda staat op nummer 173 (van de 196 landen), Nederland, samen met Noorwegen en Zweden op nummer 1. Free Press heeft in Rwanda nog geen project, zo mailde directeur Leon Willems, maar zouden er graag iets opzetten. Ook dat is iets om over na te denken en te praten vanmiddag, ook al zullen er geen regime-kritische journalisten rondlopen. Nu ik er over nadenk; ik ken persoonlijk al drie Rwandese journalisten die zich in het buitenland staande proberen te houden.

Wordt vervolgd


Donderdag 1 mei 2014

Lees de volkskrant vandaag! Economische groei Rwanda bron van sociale onrust! 


Woensdag 30 april 2014

Zoektocht vol verrassingen

Mevrouw Victoire Ingabire bezoeken? De directeur spreken? De soldaat in het houten wachtposthokje voor gevangenis 1930 midden in Kigali, knikte. Natuurlijk. Geen probleem. Hij zou even bellen. Jeanne d'Arc en ik keken elkaar aan. Zo makkelijk zou het toch niet gaan? De directeur bleek afwezig, maar we konden praten met het secretariaat. Een alleraardigste soldate stond ons allervriendelijkst te woord. Natuurlijk, een bezoek was geen probleem. We moesten ons gewoon even melden bij de afdeling die er over ging. Nee hoor, dat was niet ver van hier. 

Jeanne d'Arc knikte, ze wist waar het was. Twintig minuten later stonden we aan het bureau van twee grimmig uitziende dames, ook in militair uniform. Een bezoek aan een gevangene? En mevrouw was journalist? Tja, dan moest er eerst accreditatie komen van de organisatie zie zich bezighield met de herdenking van de genocide. En dan had ik natuurlijk de accreditatie nodig van de media waakhond. Ook moest ik een brief schrijven waarin ik het verzoek uitlegde. 

Dus togen we per motortaxi van het ene einde van de stad naar een verrassend andere einde, want het kantoor van de herdenkingsorganisatie bleek vlak naast mijn hotel te liggen. Ook daar werden we allervriendelijkst ontvangen, maar ze begrepen absoluut niet waarom we hier accreditatie kwamen halen voor een bezoek aan de gevangenis. Daar hadden zij toch helemaal niets mee te maken? We konden beter naar een ander bureau gaan. Daar wisten ze waarschijnlijk meer. 

Jeanne en ik keken elkaar nogmaals aan. We werden op een aardige manier naar heel veel kastjes en muren gestuurd. Dit werd het niet en op mijn hotelkamer besloten we tot een andere strategie. Zij kende iemand die het nummer had van de commissaris. Hij was de baas van de twee grimmig kijkende dames, en hij zou uiteindelijk zijn OK moeten geven.

Ook de commissaris bleek uiterst vriendelijk. Alleen de accreditatie van de media waakhond en een handgeschreven brief had ik nodig. Hij zou zich er dan zelf over bekommeren. Een half uur later belde hij terug. Ik had ook nog een brief nodig van mijn ambassade. Waarin de ambassade erkende dat ik een onderdaan was van ons koninkrijk en dat ze me kenden. Morgen heb ik een gesprek met onze ambassadrice dus ook dat moet te regelen zijn. 

Tja. Je verdrinken in vriendelijkheid zonder enig tastbaar resultaat is ook een manier om te zorgen dat je niet veel verder komt.

Verrassend was ook dat ik de accreditatie van de media waakhond nu op zak heb. Als er een manier was om me dwars te zitten, dan was dit het wel. Zonder accreditatie was mijn werk een stuk moeilijker geweest. Verrassend was ook de geldigheidsdatum. Ik had betaald voor een maand, maar de accreditatie gold tot de datum van mijn vertrek. 'Ze' weten dus meer dan ze doen voorkomen. 


Dinsdag 29 april 2014

Vandaag ga ik naar de gevangenis waar Victoire Ingabire zit opgesloten. Vragen of ik haar mag bezoeken en of ik de directeur mag interviewen. Niets van dit al zal gebeuren ben ik bang, want onze eigen ambassadrice die ook een verzoek heeft lopen, durfde mij niet op haar lijst te zetten, uit angst dat haar eigen aanvraag daardoor zou worden afgewezen. Zo gevoelig ligt het allemaal, zeker als je journalist bent. 

Volgens Reporters zonder grenzen, zijn journalisten de afgelopen weken weer eens extra het doelwit geweest. Een journalist is gearresteerd, twee moesten vluchten naar het buitenland en één website werd gehackt. Een van de gevluchte journalisten is Eric Udahemuka. Ik heb veel met hem gewerkt in 2010. Aardige journalist met een jonge familie. Hij stuurde trots foto's op van zijn vrouw en kinderen. Eric werd al sinds 2012 bedreigd, geslagen, beroofd en geschaduwd. Na een serie kritische artikelen in de krant Isimbi in januari en februari ontving hij doodsbedreigingen. Nog voor de genocideherdenking op 7 april, vluchtte Eric het land uit. Het is altijd weer een extra schok als iemand die je kent, dit overkomt. 

Dat het gevaarlijk is voor journalisten, daar was weinig van te merken toen ik mij keurig bij de Rwandese media waakhond meldde (Media High Council) om een accreditatie aan te vragen, zodat ik als journalist aan het werk kan. De Tweede Wereldoorlog heeft ons geleerd dat achter een keurige administratie, de dood vele gruwelijke gedaanten heeft.

Zo erg was het gister nou ook weer niet. Ik werd geholpen door een keurige jongeman, achter een keurig bureau die wel alle stukken verzamelde (handgeschreven aanvraag brief, aanvraagformulier, twee pasfoto's, kopie paspoort, kopie visum, betalingsbewijs van 50 dollar, lijst met apparatuur), maar verder niets kon doen. Ene Abdul ging het allemaal regelen en morgen moest ik Abdul bellen om te horen hoe het was afgelopen. In Congo krijg je een formulier met een stempel, hier in Rwanda krijg je een creditcard aan een lintje, met daarop de tijd dat je mag werken en je pasfoto.

Vroeger (in 2010) lag het kantoor van de Media High Council in het centrum, maar toen ik er gisterochtend naar toe wandelde, bleek er een groot gebouw in de steigers voor in de plaats te zijn gekomen. Het perscentrum, aan het begin van dezelfde Boulevard de la Revolution, was ook al met de grond gelijk gemaakt en ook daar was een begin gemaakt met de bouw van het een of ander. Gelukkig bleek MHC verhuisd te zijn naar een kantoor op vijf minuten lopen van mijn hotel, das lekker praktisch, want daar is ook het perscentrum gevestigd. Als je daar gaat werken weet je zeker dat je een directe lijn met de presidentiële inlichtingendienst hebt.

Vanmiddag ga ik naar het ministerie van Justitie om een gesprek aan te vragen met de unit die zich bezighoudt met genocidairs in het buitenland. Ik krijg een sterk déjà vu gevoel. In Nederland maakte ik dezelfde gang van gevangenis naar ministerie van Justitie. Helaas kan ik hier niet een kort geding starten als ze me een interview weigeren. Maar misschien kan ik wel een klacht indienen bij de Rwandese Ombudsman.

Wordt vervolgd

Zondag 27 april 2014

Ziel onder de arm

Gisteren was een soort ziel-onder-de-arm dag. 's Morgens besloot ik te lopen naar het Belastingkantoor om te zien of ik maandag aan het goede adres zou aankloppen. Halverwege realiseerde ik me dat er iets niet klopte. De wegen waren leeg op een enkele veegster na, de winkels gesloten. Nu ik er bij nadacht, zelfs de hoofdingang van het hotel was dicht; ik had moeten omlopen. 

Zou het de maandelijkse ochtend zijn waarbij heel rwanda, nou ja heel, zich bezig hield met taken die de gemeenschap ten goede kwam? Dat moest het zijn, het kon niet anders. Zelfs al stak je geen vinger uit, het was niet verstandig je neus buiten de deur te steken, je zou zomaar op rapport geslingerd kunnen worden door je buurman.

Het betekende ook dat de motortaxi's niet reden. Het belastingkantoor lag zo'n 4 kilometer van het hotel en ik had bedacht dat het een aangename wandeling van een uur heen was, met een motortaxi voor de weg retour. Het bewegen moet men niet overdrijven op mijn leeftijd. Dat ging dus mooi niet door, ik zou heen en terug moeten wandelen. En dus besloot ik halverwege maar terug te keren. Ik zag het maandag wel. 

Op mijn wandeling kreeg ik een on-afrikaans gevoel. De brede hoofdstraat was geasfalteerd, de plantsoendienst had zijn werk gedaan. De grasveldjes waren gemaaid, de hagen kort geknipt. Gelukkig werd het anders toen ik een woonwijk inwandelde. Naast grote, stenen huizen omringd door een hoge glasscherven muur en bewakingsborden op de deur, wankelden kleine huizen. Wél met golfplatendak, strodaken zijn immers verboden, maar zonder stromend water, want een jongen zat op blote voeten (dat mag als je thuis bent), gehurkt de vaat te doen in een teil op de grond. Zeer waarschijnlijk hebben ze ook geen elektra. Maar weer wel een koe in een (veel te kleine) stal. Toen ik in 2010 bij Ingabire op het terras zat, hoorden we vaak de koe van de buren loeien. Ook haar buren woonden in kleine hutten, zonder elektra en water. Ik moet eerlijk zeggen dat ik soms gluurde naar het leven aan de andere kant van de schutting.

's Avonds besloot ik uit eten te gaan. Ik heb mezelf op een budget van 7 euro per dag gezet voor eten en drinken dus 'uit eten' heeft dan zo zijn beperkingen. Ik besloot naar de Italiaan te gaan, niet ver van het hotel. Je hebt daar een prachtig uitzicht, wist ik me te herinneren. Maar natuurlijk ging ik vooral voor de Italiaanse rode wijn. Het is weken geleden dat ik een wijntje heb gedronken! Ik zette mij aan een tafeltje, vroeg om de kaart en zuchtte eens diep. Mooi uitzicht, kom op met die wijn. Maar de ober negeerde uw alleenzittende dame en weigerde hardnekkig haar kant uit te kijken. Ik was dus gedwongen enige tijd het gesprek van twee heel jonge mannen aan het tafeltje naast mij te volgen. Verdomd, het waren Nederlanders en ze waren gewikkeld in een overpeinzing over de werkelijk grote vragen des levens. 

'Zou jij eh, twee jaar in Afrika kunnen werken?' 

Nou eh … je laat wel veel achter. 

Materieel ook wel.

Familie. Vrienden.

Ik weet het niet.

Ik ook niet.

Zullen we maar eten?

Normaal gesproken zou ik de onwillige ober aan zijn vestje naar mijn tafel hebben getrokken, maar plots overviel mij een onbenoembare treurnis. Ik pakte mijn tas en wandelde weg. Ja toen had ik wel de aandacht van de ober maar voor mij hoefde het niet meer. Ik wandelde langs andere -allemaal ommuurde- uitgaansgelegenheden. Er klonk vrolijke muziek, vanachter de muren blonken groen-gele lichten. Maar ik had geen zin om binnen te gaan. Weer een friet met sla? Weer een brochette met groenten? Weer alleen aan een tafeltje? Ik keerde terug naar mijn hotelkamer. Maakte voor mezelf een broodje met kaas en nam een stevige whisky.

Midden in de nacht realiseerde ik me wat het was: ik had zoveel bedreigingen bedacht rondom mijn verblijf hier, en de adrenaline had zo stevig door mijn lijf gegierd, dat ik door de afgelopen avontuurloze dagen van mijn stuk was gebracht. 

Afgelopen met dat toeristje spelen!


Zaterdag 26 april 2014

Druk bezig met alle voorbereidingen om maandag te kunnen beginnen met het journalistieke werk. Tot nu toe vooral in mijn kamer achter de computer gezeten en gewandeld. Wel heb ik, met behulp van Boniface de interim interim voorzitter (de voorzitter, ingabire, en de interim voorzitter Sibomana, zitten allebei in de gevangenis) een fixer gevonden. Een zo op het eerste gezicht wat verlegen meisje met de veelbelovende naam Jeanne d'Arc. Jeanne moet mij langs alle bureaucratische obstakels helpen en mij vertellen wie ik kan vertrouwen en wie niet. Om overal te komen maken we gebruik van busjes en motortaxi's. Dat is niet alleen goedkoop, maar er is ook geen vaste chauffeur die aan het eind van de rit een spion blijkt te zijn en al onze ontmoetingen heeft vastgelegd en en foto's en films heeft doorgegeven aan zijn bazen. 

In het welvarende deel van Kigali waar mijn hotel staat, zo'n zeven kilometer van het centrum, gaat iedereen goed gekleed en zie je een hoop glanzend grote auto's. Niemand loopt op blote voeten, dat is verboden. Niemand verkoopt fruit, groente of pinda's op straat. Dat is ook verboden. Wel zie je overal rode, blauwe en gele parasols van de telefoonkaarten verkopers. De gele van MTN zijn hier verreweg in de meerderheid. 

Ook zie je overal politie, een geweer achteloos over de schouder. Tegen het vallen van de avond wordt er nog meer politie Kigali ingereden. Mijn hotel ligt aan een druk kruispunt, Overdag staan er twee agenten, 's avonds, zo tegen half zeven komt er een open truck aangereden met daarop wel zo'n tien agenten. Die verspreiden zich naar strategische punten, zoals de hoogste (tweede) etage van een kleine flat met winkels.

Omdat er niet op straat mag worden verkocht, zijn er overal supermarktjes te vinden. Ik schat dat er alleen al bij mijn hotel binnen een straal van 100 meter, minstens 25 te vinden zijn. Sommigen hebben alleen het allernoodzakelijkste in hun assortiment zoals water, brood en zeep. Anderen hebben op een klein oppervlak een imponerende hoeveelheid artikelen bij elkaar weten te brengen. Zo vond ik mijn roze waterkoker bij een supermarkt aan de overkant. Goede tweede in mijn buurt zijn de banken. Elk huizenblok telt op zijn minst een bank en een wisselkantoortje, maar vaak ook staan er zo maar twee of drie naast elkaar. Waar leven die banken van? Waarom zo veel? Waarom ook zoveel wisselkantoren? Ik moet maar eens een gesprek zien te krijgen met de directeur van de Rwandese bank.

Tot slot zie je overal apotheken. Of dat een goed teken is of juist een slecht, dat weet ik niet. Rwanda heeft een eigen basisverzekeringssysteem, waardoor iedere Rwandees in principe toegang heeft tot gezondheidszorg. Maar net als bij het onderwijs, moet voor veel zaken extra betaald worden. Maar eerlijk is eerlijk, het sterftecijfer is imponerend afgenomen, net als de kindersterfte. Vraag is hoe betrouwbaar zijn de cijfers? Daarover vond ik een interessant rapport. Morgen meer dus.


Vrijdag 25 april 2014

Boniface Twagirimana, de secretaris van UDF Inkingi, de partij van Ingabire, is bang. Niet voor zichzelf, hij weet dat elke dag zijn laatste kan zijn, dat brengt het werk voor een ongewenste oppositiepartij nu eenmaal met zich mee, maar voor zijn familie. Zijn vrouw en drie-jarig dochtertje. 'Sinds de moordpartij op 1 januari in Zuid-Afrika, voelen we dat de repressie toeneemt. Kagame heeft steeds minder geduld met zijn critici en zegt dat ook met zoveel woorden. We zijn verraders en moeten liefst allemaal dood.'

Omdat Twagirimana een grote donderbui voelt hangen, wil hij dat vrouw en kind het land verlaten. Maar dat lijkt niet te lukken. 'Ik heb paspoorten aangevraagd voor ze, maar die aanvraag is geweigerd. Dat maakt me bang, heel bang. Want waarom weigeren ze een paspoort. Wat heeft mijn vrouw gedaan? Wat heeft mijn dochtertje gedaan? Ik ben bereid zelf alle consequenties te dragen, maar ik vrees dat het regime nu ook mijn familie tot doelwit heeft gemaakt.'

Sinds de komst van Victoire Ingabire naar Rwanda, worden leden van haar partij UDF Inkingi bedreigd en lastiggevallen. Soms blijft het bij enkele klappen door de politie, of door mannen ingehuurd door de politie, een andere keer worden ze gearresteerd, in elkaar geslagen en onder een of ander flut voorwendsel in het gevang gegooid. 

Dat gebeurde ook met de vice-voorzitter van UDF, Sylvain Sibomana. Hij droeg een badge met het portret van Ingabire en een T-shirt met het opschrift 'Democratie en gerechtigheid', terwijl hij op de stoep van het Hooggerechtshof stond waar Ingabire's hoger beroep diende. Tijdens zijn arrestatie werd Sibomana flink in elkaar geramd, vooral zijn hoofd kreeg het te verduren. Sibomana verloor een tand, en moest naar het ziekenhuis met een gebroken kaak en veel blauwe plekken op zijn lichaam. Afgelopen november werd Sibomana veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf. Hij werd veroordeeld voor het organiseren van een illegale demonstratie en het beledigen van ambtenaren in functie (de politie). Sinds de komst van Ingabire was dit de vierde keer dat Sibomana werd gearresteerd.

Penningmeester Alice was sinds de komst van Ingabire haar steun en toeverlaat. Ze runde niet alleen de partijfinancien, maar ook het huishouden. Daarnaast bracht ze elke dag eten naar Ingabire. Ook Alice is een aantal keren gearresteerd en bedreigd. Afgelopen jaar werd het haar teveel. Ze wilde meer tijd voor haar dochter en haar studie. Er kwam een vervangster, maar die werd het leven zo lastig gemaakt, dat ze het land uitvluchtte. Op dit moment is er weer een nieuw meisje gevonden dat het eten brengt. Maar omdat ze studeert, kan ze niet elke dag. Dan neemt Sibomana het van haar over. Het geeft ze de gelegenheid enkele minuten met elkaar te praten. 

Volgens Sibomana gaat het goed met Ingabire, ook al lag ze een paar weken geleden even in het ziekenhuis. 'Ze is sterk.'

Donderdag 24 april 2014

Rijkdom

Hoe goed gaat het met de Rwandese economie als veel ouders geen bijdrage van 200 RWF per drie maanden kunnen betalen? Dat is TWINTIG EUROCENT per drie maanden. Vooral op het platteland worstelen ouders met de schoolbijdragen.

Rwanda biedt negen jaar gratis onderwijs aan (zes jaar basisonderwijs, drie jaar voortgezet onderwijs). Maar gratis is in dit geval verre van gratis. Er moet betaald worden voor uniformen, boeken en pennen, maar ook voor een bijdrage aan de ouders-onderwijzers vereniging, kopieerpapier, pasfoto's, zogenaamde examens, registratie en schoolrapporten. Hoe hoog deze kosten zijn hangt af per streek en per school. Dit blijkt uit een uitgebreide studie van hulporganisatie PLAN. In Rwanda gaan veel kinderen naar school: 96 procent van alle kinderen gaat naar het basisonderwijs. Maar dit indrukwekkende cijfer wordt ondermijnd door het uitvallen van kinderen met arme ouders.

Kinderen kunnen zelfs al van school worden gestuurd als ze geen schrift en balpen bij zich hebben. De school ziet het als een tijdelijke maatregel, maar wegblijven van school blijkt grote gevolgen te hebben voor de kinderen. Veel van hen doen het daarna slechter op school of redden het niet. De tijdelijke maatregel heeft gevolgen voor de rest van hun leven. 

Voorheen boden internationale hulporganisaties financiële steun aan scholen, maar sinds Rwanda in de wet liet vastleggen dat onderwijs gratis is, werd deze steun ingetrokken. PLAN deed onderzoek, omdat ze merkte dat veel kinderen thuis bleven uit geldgebrek.

Arme mensen hebben het niet alleen moeilijk op de basisschool en middelbare school. Ook steeds minder studenten krijgen een beurs omdat de criteria zijn veranderd. Daarnaast werd vorig jaar ook de hoogte van de beurs verlaagd. Rwanda zegt meer geld nodig te hebben voor het basisonderwijs, maar in feite gaat het hier om een bezuinigingsmaatregel omdat Rwanda minder steun ontving de laatste jaren van sponsors. De steun van Rwanda aan de rebellengroep M23 in Oost-Congo was daarvan de oorzaak. Verschillende VN-rapporten achtten steun van Rwanda aan deze rebellen bewezen. 

Toen studenten vorig jaar de straat opgingen om te protesteren tegen de bezuinigingen, werden er twintig opgepakt. Vier leiders werden uiteindelijk veroordeeld en zitten nog in de gevangenis. Boniface Twagarimana, een van de leiders van de UDF hier in Rwanda, vertelde me er gisteren alles van.

Morgen meer over mijn gesprek met Boniface.


Woensdag 23 april 2014

Kigali

Bijna gisteravond een blunder begaan: deze site bijwerken met Victoire Ingabire kaalgeschoren pontificaal bovenaan. Dat kan overal ter wereld. Behalve hier. In Rwanda. Ja, inderdaad, ik zit op dit moment in Kigali. Dat kan ik nu wel vertellen. Vanaf vandaag dus de komende weken mijn belevenissen in het land van de duizend heuvels. Het kostte wel wat -achteraf overbodige- hoofdbrekens om hier te komen. 

De route naar Rwanda werd voor het eerst gezien door echtgenoot. Natuurlijk had hij bijna direct spijt, want er was geen houden aan. Een kans om Rwanda binnen te komen op een officiële manier? Die greep ik natuurlijk met beide handen aan, want sinds ik geen visum meer krijg (van de ambassade in Den Haag zonder opgaaf van redenen en online zonder ook maar enig teken van leven aan de andere kant van de 'line' te ontvangen), groeide het verlangen evenredig met elke weigering of online stilte. Het mooiste kado is natuurlijk altijd het kado dat buiten bereik is. Ik fantaseerde wel over de afdeling die mijn aanvraag afkeurde: een klein geheim kantoortje ter grootte van een bezemkast, of gewoon een kil computerprogramma dat een zwarte streep door mijn naam zette. Ik moet eerlijk zeggen, ik voel het een beetje als een overwinning om hier nu te zitten, al kan dit kleine triomfgevoel de komende dagen fiks afgestraft worden. 

Bij de douane in Kigali klopte het hart me wel in de keel. Alle paspoorten werden lang en intensief via de computer bestudeerd. Nog 6 mensen voor me. Nog 5, nog 4. Uit voorzorg had ik een appel, een banaan, een zakje cashewnoten en een blikje cola in mijn tas. Van de vorige keer in Kinshasa weet ik dat autoriteiten bij arrestaties niet direct aandacht hebben voor de cateringkant. 

Na een eeuwigheid kon ik mijn paspoort geven. Er moest een foto van me gemaakt worden. De douane keek nog een keer op de computer. Tikte van alles in. En haalde een stempel tevoorschijn. Stempelde en wenkte ongeduldig dat ik moest doorlopen. Van pure verbazing en opluchting had ik even geen spier kunnen bewegen.

Net als de eerste keer dat ik in Rwanda was, moet ik goed nadenken over wat ik wel en niet schrijf. Dit keer is het eigenlijk heel helder. Ik probeer zo goed (en neutraal) mogelijk te beschrijven wat ik zie, meemaak en hoor, zonder risico voor anderen. Deze eerste week ben ik niets meer dan een toerist met een dagboekje.g