DRC: Baraka Entreprises, Bukavu



Donderdag 12 november 2015

Op Malta vergaderen Afrikaanse en Europese leiders. Doel: minder economische vluchtelingen uit Afrika naar Europa. 

Tegelijk met de top op Malta kreeg de ondernemer van Baraka Entreprises uit Bukavu in Oost-Congo te horen dat zijn visum is geweigerd. De ondernemer zou naar Nederland komen om te kijken wat voor drukpers hij zou kunnen kopen. Hij komt hier op uitnodiging van PUM, een organisatie van oud managers en directeuren die zich vrijwillig inzetten voor bedrijven in kwetsbare gebieden. PUM is een van de paradepaardjes van het ministerie van Buitenlandse Zaken; het combineert immers handel en ontwikkelingswerk. Ik zou de ondernemer 10 dagen lang begeleiden; het programma was helemaal klaar.

De ondernemer heeft zijn visum aangevraagd bij de Belgische ambassade in Kigali. Belgie doet blijkbaar de afhandeling voor Nederland. Wat precies de reden van de weigering is weet ik niet. Misschien weten ze in Belgie niet wat PUM is. Ik denk dat ons ministerie van Buitenlandse Zaken maar eens een hartig woordje met de Belgen moeten wisselen. De ondernemer uit Congo is geen economisch vluchteling. Integendeel. Als hij zijn bedrijf kan uitbouwen, zorgt hij voor meer werkgelegenheid in zijn eigen regio. Dat is toch precies wat we als Europa willen?


Vrijdag 12 juni 2015

Baraka Entreprises, part two

‘Look, Baraka’. Moise the CEO of Baraka Enreprises points exitedly to a shop. And yes, on the doorstep stands a sandwichboy with the plackard produced only just a few hours before. 

We were on our way back to the office, from a visit to Cordaid, the local branch in Bukavu. A visit without much success: almost every decision for printmaterial was taken in Kinshasa. ‘That’s always the case. It’s so very difficult to do business here with NGO’s’, Moise said.

‘Funny thing’, I said to Moise. ‘The headquarters of Cordaid is just around my corner in The Hague.’

 

 

At Baraka Entreprises itself, two artists were painting a banner. An amazing job because they do everything manually, even the drawing of the letters. They know each type by heart: Arial, Helvetica, Times New Roman, you name it, they draw it.

 

 

Late in the afternoon I met with a representative of the hotel-cooperation. The representative explained that they could use some help from PUM: practically every hotel manager in town had no hotel-education. Yes, most of them had a degree, but none of them in the hotel-branche. The only thing was: how to convince their hotel owners. He would call me soon, he promised. 

 

Dinsdag 8 juni 2015

Baraka Entreprises part one

Travelled for almost a week, now at last at my destination: Bukavu, South Kivu, DRC. The next 12 days I’m going to see if I can give advice to Baraka Enterprise, a printshop making brochures, flyers, printing T-shirts and pens for example. But it also paints flags by hand (wonderfully done by the way), is an estate agency, sells building material, sells electronic equipment like televisions and camera’s.

And all that for making come true the owners dream: a serious magazine for the Great Lakes Region (Burundi, Rwanda, East DRC), in which positive examples are highlighted; people who do something extraordinary: enterprises who are different and innovative, organizations working in a special way, children top of their class, young students with brilliant ideas.

In a region full of war and violence the magazine will be a place where reconciliation is a natural thing. In one of the most poorest parts of the world, the magazine will give people hope: you as well can succeed.

Owner Moise Masudi Lolekonda, is  man in his thirties. He picked an intelligent crew: young and graduated in different African countries. They all share the same drive as their boss. They all want the world to be a better place to live in, starting with their own enterprise, their own town. Two or three times a month they all come together and they talk freely about mistakes and successes, about how to improve quality, service and business. It’s not a top-down organization, it’s not the boss who directs everything, but most decisions are made with mutual consent. Very rare for an African private enterprise, where the boss is like a semi-god and does whatever he or she likes. 

Every day they start with morning prayer. Some stand behind their Xerox machine, others stand behind the counter, some kneel down. ‘It gives us strength, and the believe we will succeed’, one of the employees told me. It’s also an important bonding factor.

Or, in the administrators words: ‘It doesn’t matter what you believe, but if you can’t pray with us, you don’t belong here.’

And if you think, my god, this piece is like an add … you’re right. 


Bukavu – deel 1

Bijna een week lang alleen maar gereisd, maar nu eindelijk op mijn bestemming: Bukavu. De zon schijnt, het Kivumeer glinstert en elke middag om half vier houdt de elektriciteit op in de hele stad. Zo rond half zeven gaan de lichten weer aan, tenminste, als het meezit. Mijn hotel ligt aan een drukke straat waarlangs grote, stoffige vrachtwagens rijden en waar motortaxi’s gezellig claxonneren. Als ze van links komen zetten ze hun motor uit, want dan gaan ze de heuvel af. Als ze van rechts komen, krommen ze zich extra over hun stuur, alsof ze een stevige Nederlandse polderwind tegen hebben.

Vanochtend voor het eerst naar het bedrijf van mijn ondernemer geweest: een drukkerij met een weekblad. Voor de deur aarzelde ik even, want het leek alsof er een fikse ruzie gaande was. Harde kreten, gesnauw. Maar er werd vol passie gebeden.  De één bedankte god vanachter zijn kopieermachine, een ander met geheven armen naast de toonbank. Ik kreeg een stoel en mocht kijken. Er was er één die ik er op betrapte niet echt bezig te zijn met het gebed, want hij bladerde wat verveeld in een dikke, volgeschreven agenda.

Het bleek echter een priester in burgerkleding te zijn, die na het gezamenlijke gebed, een inspirerende preek hield van een half uur: als je niet wordt beproefd, kun je nooit je beproeving overwinnen.

Later vertelde Moise, de eigenaar, dat er elke ochtend voor het werk werd gebeden en dat de priester drie keer in de week een preek kwam houden. Het gaf hem kracht om zijn bedrijf verder uit te bouwen.

De drukkerij ziet er voor Congolese maatstaven goed en netjes uit. Er staan moderne kopieermachines, er is internet, er is een snijmachine, er zijn computers en er staat zelfs een Apple met een groot scherm.

De baas is nog jong, ergens in de dertig (denk ik) en verbazingwekkend positief. Met zijn blad wil hij voorbeelden geven van mensen, bedrijven, jongeren en organisaties die op een of andere manier geslaagd zijn in Bukavu. Hij blijft niet hangen in de ellende, maar wil de mensen laten zien, dat je ook kunt slagen in het leven.

Je hoeft inderdaad niet ver te kijken in Bukavu om de ellende te zien. Straatkinderen die bedelen, mensen met verminkingen. Wat je natuurlijk niet ziet, zijn de rebellen die roven, plunderen, verkrachten en moorden. Net als in Goma zie je veel auto’s van hulporganisaties. Ook rijden er veel VN-vredeswagens rond. Wij reden een poosje achter zo’n vrachtwagen. In de laadbak onder het zeil zwaaiden jonge, blauwhelmige Pakistani enthousiast naar me, een blanke vrouw is altijd het zwaaien waard.

Ik vroeg aan mijn chauffeur Guy of hij wist waarom de VN troepen had gestuurd die een hekel hadden aan zwarte mensen. Hij wist er geen antwoord op. Mij staat nog altijd het beeld voor ogen van William, de Keniaanse persvoorlichter bij Monusco in Goma. Hij stierf omdat het Indiase ziekenhuis hem niet wilde helpen. Hij had midden in de nacht een hartaanval gekregen, was door zijn chauffeur naar het ziekenhuis gebracht, maar had zijn Monusco ID vergeten mee te nemen. Je hebt wel wat anders aan je hoofd zou je zeggen als je het aan je hart hebt. De Indiers weigerden hem te behandelen. Toen de chauffeur met zijn ID kwam, was het te laat. William stierf op de stoep van het ziekenhuis. Ik heb niet teruggezwaaid naar die jonge Pakistani onder het laadzeil.

Wordt vervolgd

Maandag 6 Juli 2015

Allereerst een mea culpa: ik heb veel te lang niet op deze pagina's geschreven. Op de een of andere manier ontbrak me de zin om over mijn verblijf in Bukavu te schrijven, hoewel dat juist heel vruchtbaar is geweest. Tenminste dat moeten we hopen. De baas wil graag, zijn team ook; er zijn genoeg hulporganisaties die drukwerk nodig hebben. Laten we dus maar flink wat geld aan hulporganisaties geven onder de voorwaarde dat ze het lokaal moeten besteden.

Daarna was ik even in Burundi voor geheel andere zaken. Een kennis die niet behoort tot mijn reguliere netwerk, zou een taxi voor me regelen van Bukavu naar Bujumbura. Ik had hem nog gewaarschuwd dat we niet via Rwanda konden, maar dat bleek aan dovemansoren te zijn gericht. We hadden Bukavu nog niet verlaten of we stonden voor de Rwandese grenspost. Dat gaat niet goed, siste ik tegen mijn kennis, maar die haalde zijn schouders op. Natuurlijk kom je er langs. 

Toen ze met zijn alle Rwandese douaniers gingen bellen en daarna vergaderen, werd hij toch wat minder zeker van zijn zaak. Na een half uur kwamen ze terug met mijn visumaanvraag en dertig dollar. Ik mocht er niet in. Officieel omdat ik geen aanvraag online had ingediend. Dat had ik toevallig wel, ruim op tijd zelfs, maar daar had ik natuurlijk nooit wat op gehoord. Ook niet op een mailtje waarom ik niets hoorde van ze.  

Maar ja, daar stond ik dus. Om zes uur die avond moest ik een eerste interview houden. Met de gewone taxi wilde de chauffeur niet via de Congolese wegen naar Bujumbura rijden. Een jeep was zo een twee drie niet voorhanden. Wel was er nog een klein passagiersbusje dat ik dus maar voor veel geld confiskeerde. Airco was er natuurlijk niet en daarom bleven alle ramen wijd open. Zo reed ik vijf uur lang over rood-stoffige hobbelige wegen, net zo lang tot alles ook binnen het busje bedekt was met een dikke laag rood stof. Ja, ik ook.

In Bujumbura was vorig weekend de spanning te snijden, vanwege de parlementsverkiezingen afgelopen maandag en de presidentsverkiezingen deze maand. 's Nachts werd er flink geschoten en ik moest denken aan Ivoorkust, ten tijde van de twee presidenten Ouattara en Gbagbo. Uiteindelijk werd daar het vliegveld gesloten en kon er niemand meer in, en wat erger was: niemand meer uit. Een collega cameraman heeft toen dagen op het vliegveld gebivakkeerd, zonder eten en maar heel weinig water. 

Gelukkig was dat nu (nog) niet het geval, al was ik wel verbaasd over de weinige soldaten die het vliegveld moesten beschermen. Een eitje, voor wie het vliegverkeer wil lamleggen.

Nu weer in Frankrijk. Nieuwe buren. Ze zijn aardig hoor, maar ze hebben VIJF honden. En weet je wat die honden de hele tijd doen? Juist ja, BLAFFEN. Daar waren wij toch niet voor naar het rustige platteland verhuisd. Maar eens een RUSTIG praatje maken met de nieuwe buren ….


Woensdag 17 juni 2015

Priesters!

Volgens mijn chauffeur hebben veel priesters in Bukavu wel ergens een vrouw verstopt. Als deze kinderen krijgen, dan presenteert de priester ze steevast als het kind van een  familielid. Het doet me denken aan de middeleeuwen. Ook toen was er een grote schare geestelijken, de paus niet uitgezonderd, die beslist van de damesliefde waren. 

Voor we met zijn allen de Congolese priesters veroordelen vanwege het schenden van het celibaat: het zijn vooral de arme jongens die naar het seminarie gaan en later priester worden. Het seminarie is voor hen de enige mogelijkheid om een opleiding te krijgen, want die is gratis. Priester worden ze dus niet zozeer uit roeping, als wel om de behoefte iets te maken van hun leven.

"Als ze eenmaal priester zijn, dan kunnen ze makkelijk geld verdienen. Van dat geld gaan ze dan weer handeltjes beginnen", aldus mijn chauffeur. "Tja, en als ze eenmaal geld hebben, dan willen ze ook een vrouw. Weet u wat het is … ?" Vroeg mijn chauffeur terwijl hij behendig een diepe kuil in het wegdek ontweek.

"Ik heb geen flauw idee" zei ik.  

"Wij Afrikanen zijn te veel met seks bezig. Ook de vrouwen."