Portefeuille

Dinsdag 18 december 2012

Afgelopen weekend zijn echtgenoot en ik teruggekeerd naar ons seinwachtershuisje in het midden van de Limousin, the middle of nowwhere. De reis verliep, zeker in het begin, niet helemaal soepeltjes. Wij hadden net de Belgische grens gepasseerd toen wij de TomTom wilden aansluiten. Je bent nou eenmaal in het buitenland nietwaar en dan neem je niet het risico te verdwalen tussen Antwerpen en Gent. Het bleek dat er een snoertje ontbrak, waardoor de TomTom zijn diensten deze reis niet zou kunnen verlenen. Het volgende half uur werd doorgebracht in de verwijtende wijs. Echtgenoot dacht dat ik met het snoertje had lopen sjouwen, ik was ervan overtuigd dat echtgenoot wel weer dat snoertje ergens had laten slingeren.

Om de lieve vrede weer enigszins te laten neerdalen besloten wij te gaan tanken. Kou, regen en nieuwsgierige gezichten van mede-automobilsten hebben nu eenmaal een goede en dempende invloed op de stembanden. Ik haalde de creditcard uit echtgenoots portemonnee, echtgenoot tankte. Koud en gekalmeerd hervatten wij de reis. Al weer bijna vrolijk passeerden wij Lille en bij Arras waren wij weer de beste vrienden. Totdat echtgenoot vroeg waar ik zijn portemonnee had gelaten.

Ik wist zeker dat hij in een krat in de achterbak lag. Voor de vorm keek ik in het handschoenenkastje en andere opbergruimten voorin, maar vond niets. Zie je wel, dat ding lag achterin. Hou nou eens op met zeuren, riep ik, terwijl de temperatuur in de auto weer verkilde. Echtgenoot deed er het zwijgen toe en draaide een parkeerplaats op. Ik sprong uit de auto, wierp de achterdeur open, graaide in de kist en …. stond met lege handen. De portefeuille was er niet. Lichte paniek maakte zich van mij meester; een grote -weliswaar ingehouden - woede van mijn echtgenoot.

Wij keerden de hele auto binnenstebuiten. Niets. Nu was er echte paniek, want de portefeuille bevatte alles wat mijn echtgenoot tot officieel mens maakte: paspoort, rijbewijs, creditcards en 99 supermarktkortingpasjes.

Het siert mijn echtgenoot dat hij niet hardop boos werd. Alleen aan het trekken van zijn mond wist ik dat mijn zaak er hopeloos voorstond. Of ik me kon herinneren wat ik met zijn portefeuille had gedaan, vroeg hij met donkere stem. Geheel in paniek wist ik niets meer. Ik dacht dat ik iets geweten had en dat bleek fout, dus alle andere herinneringen konden heel goed van hetzelfde gehalte zijn.

Er zat niets anders op dan terug te gaan naar het Belgische benzinestation. Daar zou ik de portefeuille hebben kunnen laten liggen. Alleen …. welk station, want wij hadden geen bonnetje besteld bij de automaat. Ik voelde mij kleiner dan de klein en zat als een dood vogeltje naast echtgenoot. 

Ik stond op het punt de afslag terug te nemen (je kunt nu eenmaal niet rechtsomkeert maken op een snelweg), toen echtgenoot nog een keer door het opbergvak onder de stoelleuning tastte, waar ik al twee keer had gezocht. Met een triomfantelijk gebaar haalde hij zijn portefeuille tevoorschijn. De eerstkomende weken heeft echtgenoot geen kind aan me.