Naakt in de Limousin

Eerder gepubliceerd: volkskrantreizen, 2007 


Weg van de gebaande paden. Op ontdekkingsreis in Frans Niemandsland! Dat is voor een rechtgeaarde Nederlander de ultieme vakantie. Of toch niet?

 

Wie door de Limousin rijdt, fietst of wandelt, verbaast zich vaak over de leegte. ‘Nu rijden/lopen we al een half uur door een bos en we zijn nog geen sterveling tegen gekomen’, roepen we dan enthousiast. ‘Wat een gebied. Dat hebben we toch maar niet in dat overvolle Nederland.’ Vervolgens stappen we –als rechtgeaarde Nederlander- de gebaande paden af het bos in. Wat een heerlijkheid. Een stukje land dat nog door bijna niemand is ontdekt. Wel verbazen we ons over een aftandse afrastering, maar met een ‘Pas op het prikkeldraad’, is die hindernis snel genomen. We zuigen de frisse dennengeur diep in de longen en negeren blijmoedig een vaal bordje ‘proprieté privée’. Dat hangt er waarschijnlijk al sinds Napoleon. We juichen als we een prachtig meer vinden en –als rechtgeaarde Nederlanders- ontdoen we ons snel van alle kleding en duiken naakt het paradijs in. En zijn zeer verbaasd dat, als wij proestend weer bovenkomen, we een meneer in groene loden jas, met jagershoed en jachtgeweer vinden die ons niet erg vriendelijk in rap Frans vraagt wat wij in godsnaam doen in zijn achtertuin. Wij beroepen ons dan –als rechtgeaarde Nederlanders- op ons volslagen gebrek aan kennis: ‘Wij nie weet-nie, wij buitenlanders’. Waarna wij haastig de oever opkruipen, proberen kruis en borsten te bedekken (een onmogelijke opgave), wij ons vervolgens zo snel mogelijk aankleden en schichtig het hazenpad kiezen. Wij hebben dan een les geleerd: alle grond in Frankrijk behoort iemand toe. Voor ons Nederlanders is dat in het gunstigste geval de gemeente of het departement, in het ongunstigste geval een schietgrage Fransman die het zat is al die toeristen tussen ZIJN waterlelies.

 

Omgekeerd kan ook. We hadden ons huisje nog maar kort, waren er altijd aan het werk en wisten nog weinig van ’s lands eer en gebruiken. Op een zonnige zomerdag gunde ik mezelf een vrije dag en besloot naakt te zonnebaden langs het stroompje dat door onze tuin meandert. Op een gegeven moment werd het me allemaal te veel: overal waar ik keek was het mooi en een intens geluksgevoel doorstroomde me. Ik stond op, maakte naakt een rondedansje, omarmde een ruwe berk en danste, naar mijn gevoel zo elegant als een gazelle, over het gras van boom naar boom. Totdat achter de bocht een heer met hengel en lieslaarzen opdook. Ik weet niet wie harder schrok: hij of ik. Ik ben naar huis gerend en heb mijn gezicht niet meer laten zien. Die dag kwam ik er dus achter dat ons beekje niet alleen van ons was, maar eveneens van de plaatselijke visclub die er jacht maakt op forellen. Ik had die heer met hengel natuurlijk naar zijn visvergunning moeten vragen toen, die zonnige zomerdag. Maar ja, daar was ik niet echt op gekleed..