Limousin: het begin, deel 2

Eerder gepubliceerd: volkskrantreizen.nl, 2007


Tovenaars, dakloos gedierte, noch gemeen bijtende muggen hielden ons tegen. Ons plekje in de Limousin blijft het mooiste van de hele wereld.

 

Wij wonen aan een spoorlijn in een zogeheten spoorwachtershuisje, la barrière of passage à niveau. Het zijn huizen die Fransen (bijna nooit) van hun leven zullen kopen omdat de sociale status van de huisjes (en hun bewoners) absoluut nul is en de Fransen (bijna nooit) willen leven met de herrie van regelmatig rijdende treinen, ook al is dat met een krabbelvaartje van veertig kilometer per uur en zijn het er maar zes per dag. De Fransen kennen hun overheids-pappenheimers en weten dat elk moment de spoorlijn door een machtsgekke president, minister, of andere omhooggevallen dienaar van democratie en volk, kan worden omgedoopt tot TGV, waarna de leien van het huis gereden worden, de bomen van hun wortels en de geraniums uit hun potten.

 

Toen wij zo’n 18 jaar geleden het huisje kochten, dachten wij nog lang niet in dit soort politieke spelletjes. Wij kochten een verwaarloosd huis op een idyllisch plekje en stroopten de mouwen op voor een weliswaar werkzame, maar hopelijk vruchtbare toekomst in Frankrijk. Die hoop werd gevoed toen nog geen dag nadat wij de eerste uilennensten, muizenresten, spinnen en ander dierenvolk dat in ons huis de dood had gevonden de deur uit hadden geveegd, de burgemeester van ons dorp op de (vuile) drempel stond.

De burgemeester was een belangrijk man, met hoge kennissen in Parijs, maar dat wisten wij toen nog niet. Wij zagen alleen een lange, magere man, in keurig pak die zich voorstelde als de tovenaar van het dorp. “Wilden wij water? Wilden wij elektriciteit?” Wij knikten ademloos heftig ja. “Goed, dan krijgen jullie water. Dan krijgen jullie elektriciteit.” Met deze belofte leek de man ons eerder een godheid dan een tovenaar en zeker geen burgemeester. Wie had in Nederland ooit de burgemeester op bezoek gehad om water en elektra aan te sluiten? Dat waren twee parallelle universa die nooit en te nimmer bij elkaar zouden komen.

 

Het was geen loze belofte: de dag erna beleefden wij een échte verrassing: het huis had 15 jaar als kraakpand gediend voor dakloos gedierte, maar nadat de EDF (toen nog staatsbedrijf voor elektriciteit), een kabeltje had gelegd naar onze voor deze gelegenheid uit Nederland meegebrachte stoppenkast, en wij vervolgens een ander kabeltje hadden gelegd, ergens een lamp in hadden gedraaid, bleek deze lamp na het omwippen van de ijzeren schakelaar in een porseleinen bedje, direct te branden. Dat was pas een wonder.

 

Die avond zaten wij buiten op de stoep, wijntje op tafel en de lampen uitnodigend aan. Wij waren de gelukkigste mensen ter wereld. Dat duurde ongeveer een kwartier. Toen namen alle muggen uit de omgeving de uitnodiging aan en zette het armée des moustiques de aanval in.

Er was dus nog een reden waarom de Fransen dit speciale seinwachtershuisje niet wilden. Dat leerden wij dus die avond. Onze tuin bleek de habitat van ontzettend kleine deet-ongevoelige muggetjes met ontzettend lange angels, die ontzettend grote en jeukende bulten achterlieten.

 

Wij houden nog steeds veel van ons huisje, onze beek en ons moeras, maar als het schemerduister invalt, steken wij nooit meer een lamp aan, laat staan dat wij ons buiten wagen met een wijntje. Wij wachten op de laatste trein van 21.55, voor ons het sein het buiten veilig is. De muggen zijn namelijk bang in het donker.