Zuid Madagascar? Waar ligt dat?

Eerder gepubliceerd: Next generation, Care nederland, 2008

Het grootste bedrag dat ze ooit in huis had? Duizend Ariary, ongeveer 50 eurocent. Wanneer ze voor het laatst vlees at? Ze moet heel diep nadenken, maar blijft uiteindelijk het antwoord schuldig. “Ik kan het me niet meer herinneren.’


Ze woont in Sandravinany, een klein dorpje in het zuiden van Madagaskar, vlakbij de oostkust. Haar huis meet zo’n 12 vierkante meter. Hier woont, kookt en slaapt Defadine met haar drie kleine kinderen; allemaal van een andere vader. In een hoek broedt een kip op een paar eieren en hoewel het 4 uur ’s middags is, is het donker in de hut. Het vuur in de kookhoek is uit. Wat ze eet vanavond? Ze haalt haar schouders op. ‘Er is geen eten.’ Op schoot ligt haar jongste dochter van negen maanden. Het kind beweegt nauwelijks, zoekt alleen af en toe met verkrampte handjes de borst van haar moeder. De baby weegt zeven kilo, dat is bijna anderhalve kilo te licht. Defadine heeft onvoldoende melk voor het kind. Ze vertelt het gelaten. Zo is het leven. Ze heeft een klein stukje grond waar ze maniok op teelt, geen familie die haar kan helpen. Haar houten hut met strooien dak werd door het dorp gebouwd. Ze verdient af en toe iets bij door voor anderen te werken op het veld. ‘En ik help bij het bouwen van de dam. Daarmee verdien ik rijst, olie en bonen.’

 

Stel je een zandpad voor met veel kuilen, diepe waterplassen, uit elkaar vallende bruggen en pontjes die regelmatig kapot zijn. Dat is de hoofdweg die loopt van Fort Dauphin, de belangrijkste plaats in Zuid-Madagaskar, naar Manantenina, een grote plaats in het district. Normaal gesproken een ritje van ruim een uur die 110 kilometer, hier een reis die minstens zes uur in beslag neemt. Aan weerskanten van de weg lagen ooit, zover je kon zien, uitgestrekte bossen. Nu liggen er grasvlakten. Hier en daar zie je zwartgeblakerde velden waar de rotsbodem door de dunne laag aarde steekt. In de verte liggen de bergen, ook voor het grootste deel kaal. De ontbossing is het rampzalige gevolg van de landbouw: de Malagasken branden velden en bossen om  vruchtbare rijstvelden te krijgen en grasland voor hun koeien, de ebu’s. Maar nu de bossen zijn verdwenen, neemt de erosie fors toe en wordt het land steeds onvruchtbaarder. De overheid doet weinig om het branden te voorkomen: de twee zuidoostelijke districten Fort Dauphin en Vangaindrano waar Care actief is, liggen zó geïsoleerd dat bijna iedereen is vergeten dat ze bestaan. Het zijn bijzonder arme districten waar de mensen door droogte, overstromingen en achterhaalde landbouwmethoden, nauwelijks te eten hebben. Vooral in de droge perioden staat maniok driemaal daags op het menu. Ondervoeding, vitaminegebrek, kindersterfte en sterfte onder moeders zijn het gevolg. De kerken trekken zich van oudsher het lot aan van de bewoners en bouwden, missieposten, scholen en kerken, maar dat is al lang geleden. Sinds een paar jaar is Care actief in deze regio. Met de introductie van nieuwe, milieuvriendelijke landbouwmethodes, de aanleg van moestuinen, het bouwen van dammen en het aanleggen van irrigatiekanalen, wegen en bruggen probeert Care het gebied letterlijk nieuw leven in te blazen.

 

Defadine en haar drie kinderen krijgen regelmatig bezoek van de vrijwilligsters Norphine en Felestine die in hetzelfde dorp wonen. Twee enthousiaste, stevige grootmoeders die niet voor een kleintje zijn vervaard. De twee bezoeken families met kleine kinderen, wegen de kinderen regelmatig, tekenen het op in een boekje en waarschuwen de plaatselijke verpleger als het gewicht van een kind langere tijd onder de maat is. Ook verzorgen ze kookdemonstraties waarbij groenten een belangrijke plaats innemen, want de meeste vrouwen weten alleen hoe ze rijst en maniok moeten klaarmaken. Daarnaast brengen ze de vrouwen de eerste beginselen van hygiëne bij. Overigens best lastig als de varkens en kippen om je heen scharrelen, er geen zeep in huis is en het water van ver moet komen. Norphine: ‘Wij vinden het ontzettend belangrijk dat er wat gebeurt. Vooral de positie van de vrouwen moet worden verbeterd. Als zij ziek worden bijvoorbeeld, en er is geen geld, dan gaat ze ook niet naar het ziekenhuis. De man wil zijn ebu niet voor zijn zieke vrouw verkopen.’

De vrijwilligsters vormen een van de pijlers van het project Eniky (overvloed). Zij zijn de enthousiaste voorhoede en een voorbeeld voor de rest van het dorp. Een andere pijler van het project zijn de basisscholen. Dankzij Care hebben de meeste scholen in het gebied nu een eigen moestuin, waar de kinderen én hun ouders, leren hoe ze bonen, wortelen, tomaten en courgettes kunnen kweken. Zaad en gereedschap komen van Care. Een instructeur geeft les aan de kinderen en hun onderwijzers; hij komt uit hetzelfde dorp en kreeg op zijn beurt les van de mensen van Care.

De lokale instructeur, of borenambassadeur, speelt ook een belangrijke rol in het andere project van Care: Talaha (stukje landbouwgrond of rijstveld). Hij leert de boeren bijvoorbeeld op een meer productieve manier rijst verbouwen. Niet langer worden de plantjes lukraak in het rijstveld geplant, maar in rijen. Op die manier kan het onkruid makkelijk van de rijst worden onderscheiden en gewied en gaat de productie fiks omhoog. En in plaats van telkens een nieuw stuk grond af te branden, wordt er nu gebruik gemaakt van compost. ‘Ik hoorde van het project en wilde het wel eens proberen op een klein stukje. Dat ging heel erg goed. Zo goed dat iedereen die langs liep mijn rijst zag en het ook wel wilde’, aldus een trotse boer. ‘Ik heb inmiddels mijn hele veld geplant volgens de nieuwe methode. Het onkruid wieden gaat erg gemakkelijk met het nieuwe machientje. Wel zou het fijn zijn als er ook ploegen zouden komen, want het ontginnen van de rijstvelden is zwaar.’ Maar Jean Philippe Jarry, regiodirecteur van Care legt de boer uit dat ploegen duur zijn en dat het er vooral om gaat dat ze zélf aan de slag gaan. ‘Voorlopig is er geen geld voor ploegen. Jullie moeten niet te afhankelijk worden van ons. Wij leveren jullie de kennis, zaad en basisgereedschappen, maar jullie inzet en arbeidskracht is onontbeerlijk.’ De boer knikt ja, maar aan zijn houding valt te zien dat hij het onbegrijpelijk vindt. Niet alleen rijstverbouw is onderdeel van het project. Net als de kinderen, leren ook de volwassenen een moestuin aanleggen en beheren. Inmiddels zie je ze overal in het gebied. Soms staan er niet meer dan wat tomatenplanten op een rij, soms zijn het grote, weelderige tuinen. Jarry: ‘De groenten worden verkocht op de lokale markt of zelf opgegeten, als er een grote oogst is. Met het geld dat het oplevert, kunnen de mensen kostbaar zout en olie kopen. En wat betreft die onafhankelijkheid: we leren de mensen zelf zaad te winnen, zodat ze volledig self-supporting worden.’

 

Aan water is er geen gebrek in de twee districten Vangaindrano en Fort Dauphin.  Door het gebied stromen een aantal grote rivieren. Maar het beheersen van het water is een ander verhaal. Zo hebben de dorpen regelmatig te maken met overstromingen tijdens het cyclonenseizoen van januari tot mei, en valt er juist veel te weinig regen in de rest van het jaar, de droge periode. Om rijstvelden en moestuinen een kans te geven, moest Care ook aan de slag met het water. Er worden daarom op een aantal plaatsen dammen gebouwd en irrigatiekanalen gegraven. Het specialistische werk gebeurt door deskundigen, maar al het andere werk, zoals het sjouwen van stenen en zand en het graven van de kanalen, gebeurt door de plaatselijke bevolking. Punt van zorg volgens Jarry is wel het onderhoud van de irrigatiekanalen straks, als alles is aangelegd. ‘Als de kanalen niet regelmatig worden nagelopen, slibben ze dicht en hebben de mensen verderop geen water. Daarom richten we tegelijkertijd ook verenigingen van watergebruikers op. Die zijn verantwoordelijk. Tijd is ook een belangrijke factor: volgend jaar loopt het project af, maar we hebben langer nodig om de nieuwe manier van landbouw volledig te laten bezinken. De mensen hebben het eeuwenlang op een bepaalde manier gedaan, je kunt niet verwachten dat ze die methode zomaar verlaten. Ze willen eerst resultaat zien voor ze helemaal veranderen, en dat kost tijd.

De bevolking werkt niet voor niets aan de dammen: voor hun werk krijgen ze rijst, olie en zout. Eens in de twee weken wordt het verdiende voedsel uitgedeeld door Care. Het goed bewaakte magazijn gaat open en de rijstzakken worden nog een keer gewogen. Nodig, want tijdens het transport van Port Dauphin naar het magazijn, 150 kilometer verder, blijken de zakken rijst ‘te verliezen’. In de zakken van vijftig kilo zit soms 48 kilo, soms 45 kilo, met uitschieters naar 43 kilo. Dat levert bij Care-medewerkers irritatie op ‘Kan er geen bewaking mee met het transport?’ De Malagasken, zachtaardige, vriendelijke mensen, wachten geduldig. De distributie zou rond half acht beginnen, maar het wordt half elf voor de namen van het eerste team worden afgeroepen en de afgewogen rijst, olie en zout kan worden verdeeld. Defadine zou hier ook moeten zijn, maar ze is nergens te vinden. Norphine is er wel en zij belooft straks even langs te gaan.

 

Een dag later vindt in het dorp Fendambany een kookdemonstratie plaats. Maar liefst 200 vrouwen en kinderen zijn toegestroomd op het centrale plein; er klinkt een verwachtingsvol geroezemoes. De vrouwen zijn niet zozeer gekomen voor de demonstratie, maar vooral omdat elk kind een bord soep is beloofd. Toch wordt het stil als de demonstratie begint. Eerst handen wassen met zeep. Dan de groenten wassen en kleinsnijden. Inmiddels staan wat achteraf drie grote gamellen al een poosje  te pruttelen op een vuur. Een paar kinderen die door hebben dat hier de echte soep vandaan moet komen, houden de kookpotten nauwlettend in de gaten. Opvallend volgens Jarry: de ingrediënten zijn door de mensen zelf bijeen gebracht, Care hoefde er niets aan bij te dragen. ‘Het geeft aan hoe enthousiast de mensen hier zijn. Maar toegegeven, andere dorpen zijn nog niet zover. Ook al omdat ze gewoon nog niets kunnen missen.’ Als na de demonstratie de soep wordt uitgedeeld, is er van gedrang geen sprake. De kinderen volgen met grote ogen de borden en gaan stil in een hoekje zitten met hun eigen bord. Lepel en bord worden schoongelikt. Lekker. Gezond ook want in deze soep zitten alle vitamines die de kinderen nodig hebben. Veel hebben een vitamine A-gebrek, waardoor ze het risico lopen blind te worden, een gebrek aan ijzer, waardoor ze bloedarmoede hebben en een gebrek aan zink, waardoor ze vaak en lang diarree hebben.

De verpleger in het kleine hospitaal van Fendambany kreeg alleen al de eerste zes maanden van 2008 zo’n honderd ondervoede kinderen op zijn spreekuur. Daarvan waren er zes er zo erg aan toe dat ze direct naar het grote ziekenhuis in Vangaindrano moesten. ‘We krijgen veel kinderen die zijn doorverwezen door de vrijwilligsters. Maar er zijn natuurlijk altijd moeders die weigeren te komen. Die niet durven. Ik zie ze dus niet allemaal.’ De verpleger leidt ons door zijn ziekenhuis: een spreekkamer, een opslagruimte, verlos/behandelkamer en de ziekenzaal. Hier ligt op de grond een vrouw die net is bevallen. Ze is er slecht aan toe: de vroedvrouw wist niet goed raad met een stuitbevalling. Volgens de verpleger hebben veel vrouwen het zwaar na de bevalling. Ze gaan te snel weer aan het werk, eten te weinig en worden daarom snel ziek of hebben geen melk voor hun baby.  Al is het hospitaal verveloos en krakkemikkig. de verpleger is dat allerminst. Die  verstaat zijn vak. Dat kan niet gezegd worden van de arts in het buurdorp. Van hem wordt gefluisterd dat hij altijd dronken is. Niemand heeft vertrouwen in hem, zijn spreekuur is dan ook niet druk.  ‘Maar wat wil je’, zegt Jarry: ‘Niemand wil zich begraven in deze negorij. Dat geldt voor artsen, maar ook voor een deel van ons eigen personeel. We zouden in een gebied als dit het neusje van de zalm moeten hebben, gezien alle problemen, maar helaas. Vooral de mensen met een gezin voelen er niets voor om zich hier te vestigen.’ 

 

Het is zondagavond acht uur en al pikkedonker als drie kleine vrachtwagens het terrein van Care opdraaien in Manantenina. Uit de laadbak springen lachend en schreeuwend kinderen. Het zijn de prijswinnaars van de mooiste schoolmoestuin en ze zijn zojuist teruggekomen van hun vakantiereis. Samen met onderwijzers en enkele ouders bezochten ze een tuinbouwschool, een grote markt, een botanische tuin, velden rode peper, rijstvelden en een hele grote dam. Absoluut hoogtepunt was een korte rit met de trein. En blij waren de kinderen ook met hun nieuwe tandenborstel, toilettas en handdoek. Op de vraag wie voor het eerst buiten hun eigen dorp was, steken bijna alle kinderen hun vinger op. En als gevraagd wordt welke groenten ze deze week voor het eerst hebben gegeten, buitelen de antwoorden snel over elkaar: komkommer, sperziebonen ‘Bah, veel te zoet’, courgettes ‘Lekker’. Een uur later zitten ze in het restaurant van Madame Pet: twee hutten, elk met een lange tafel.. Het duurt lang en de kinderen knikkebollen uitgeput. Toch laat niemand het eten staan als het eindelijk komt: een bord vol rijst en een beetje vis zijn voor de kinderen een te grote traktatie. Groenten ontbreken. ‘Madame Pet moet ook maar eens naar een kookdemonstratie’, zegt een van de ouders lachend.

-einde hoofdtekst-

 

Trailers:

‘Niemand wil zich begraven in deze negorij’.

 

Tijdens het transport blijken de zakken rijst ‘te verliezen’.

 

‘Iedereen die langsliep wilde weten hoe ik het deed.’

 

‘Sperziebonen en komkommer? Bah, veel te zoet.’

 

Kader:

Overvloed op een stukje landbouwgrond

Eniky en Talaha

Het eiland Madagaskar (Afrika) staat bekend om zijn bijzondere flora en fauna. Bijna 80 procent van alles wat er leeft en groeit is nergens anders te vinden. Sinds 2007 werkt Care aan twee projecten in de districten Vangaindrano en Port Dauphin in het zuiden van het eiland. Het gaat om zeven gemeenten, verdeeld over 46 dorpjes, met in totaal zo’n 75.000 bewoners. De projecten worden gefinancierd door de Europese Unie en Care Nederland en uitgevoerd door Care Madagaskar en hun partner Fa-Fa-Fi. Het gaat in totaal om zo’n 1,7 mln euro. Doel van beide projecten is om de voedselsituatie in beide geïsoleerde districten structureel te verbeteren. Beide projecten lopen tot eind 2009.

Via Talaha zijn inmiddels drie dammen gebouwd en wordt er aan vier andere dammen gewerkt.

De dammen zorgen voor de irrigatie van ongeveer 500 ha rijstvelden. Daarnaast zijn er 60 vrijwillige boerenambassadeurs, die kinderen, boeren en volwassen lesgeven in de nieuwe technieken. Ook wordt er zaad en gereedschap uitgedeeld of uitgeleend.

Eniky heeft tot doel de kennis van voedsel te vergroten. Het project richt zich in eerste instantie op basisschoolkinderen van de 67 scholen in het gebied en de ouders. Kookdemonstraties, lessen voor de onderwijzers, het opzetten van moestuinen bij scholen en ouders, het wegen van kinderen en hygiënisering maken onderdeel uit van het project. Daarnaast wordt een organisatiestructuur  opgericht zodanig dat het project verder gaat, ook zonder de hulp van Care.

 

kader

Feestrecept van Felestine

Kip met sperziebonen

10 personen

 

1 kip,

tomaten,

uien

500 gram sperziebonen

beetje zout,

beetje olie

 

Bereiding:

Loop naar buiten en vang de oudste kip; draai haar nek om.

Vul een grote pot met water en breng die aan de kook en dompel de kip daar 5 minuten in.

Pluk de kip en borstel het vel goed schoon.

Snij de binnenkant open en verwijder darmen, lever en andere ingewanden

Snij de kip in kleine stukken. Verhit opnieuw water in een pot en kook daarin de kip.

Voeg later naar smaak uien en tomaten toe.

 

Sperziebonen: Verwijder de uiteinden van de sperziebonen, kook de sperziebonen in water en voeg als ze bijna gaar zijn een beetje zout, olie, tomaten en uien toe.

 

Serveer de kip en sperziebonen met minstens 2 ons maniok (of aardappelen) per persoon.

 

Wie zich verbaast over de hoeveelheid kip, sperziebonen en maniok per persoon: de Malagasken eten weinig (duur) vlees en/of groenten en veel (goedkope) maniok bij een maaltijd. In het westen is 1 kip voldoende voor circa 4 eters.

 

 

Kader

Kindersoep uit Fendambany (zie foto)

(voor 6 kinderen)

 

1 grote maniok (of 2 aardappelen)

1 winterpeen

1 paprika

2 tomaten

1 lente-ui

 

Begin met alle groenten goed te wassen, was ook je handen voordat je begint. Maak de kookpot goed schoon.

Schil de maniok en snijdt hem in kleine stukken. Schrap de winterpeen, haal een stukje van de boven- en de onderkant af en snijd ook deze kleine stukken. Halveer de paprika, verwijder het zaad en snij in repen. Halveer de tomaten, knijp erin zodat het sap wegloopt, snij het vlees van de tomaten klein. Verwijder de wortels van de lente-ui en snij de hele ui in ringen.

Doe een beetje olie in de kookpot en bak alle ingrediënten even aan. Voeg daarna 1 liter water toe, een beetje zout en laat alles anderhalf uur pruttelen. Proef en voeg als je het kan veroorloven, nog een beetje zout toe.

 

De kinderen van Fendambany aten hun vingers erbij op. Voor ons verwende westerlingen kan deze soep wel eens erg flauw smaken. Omdat wij niet op een mespuntje zout hoeven te kijken: voeg daarom net zoveel zout toe als je lekker vindt, en/of voeg een blokje kippenbouillon toe.