Missie in Madagaskar, deel 4

Eerder gepubliceerd: volkskrantreizen.nl, 2008

Madagaskar is geen culinaire hemel. Niet voor de toeristen, niet voor de Malagasken. Integendeel. Achter de bijzondere natuur liggen honger en ondervoeding op de loer.

Madagaskar is net zo groot als Frankrijk maar met 12 miljoen inwoners haalt het het niet bij de zestig miljoen van Frankrijk. Gunstig, denkt de optimist, dat betekent flink wat minder monden te voeden. Ik weet niet hoe de situatie in heel Madagaskar is, maar in het zuidoosten, waar ik zat, is ondervoeding een groot probleem. En het zijn altijd de vrouwen en de kinderen die als eerste de dupe zijn. Moeders hebben onvoldoende melk voor hun baby’s, de kinderen zijn vatbaar voor allerlei ziekten omdat ze onvoldoende vitaminen binnenkrijgen. En net als in de meeste landen ter wereld, is het de vrouw die voor de meeste klussen opdraait. Ze werkt op het land, moet het huishouden doen, zorgt voor de kinderen, verkoopt op de markt, kookt, wast en ploetert bijna de klok rond. Manlief heeft andere dingen te doen, maar vraag me niet wat!

Cassave (maniok) is als enige voedsel het hele jaar door verkrijgbaar. De plant is sterk en groeit bijna overal. De wortel smaakt een beetje als een aardappel en heeft ook zo’n beetje dezelfde voedingswaarde. Voor de toerist is het allemaal nog wel te doen. In de wat grotere plaatsen is vlees, vis, frites en pizza voorhanden en worden ook de traditionele recepten op westerse manier klaargemaakt. Dat betekent verhoudingsgewijs weinig rijst en veel vlees of vis. Op het platteland is de situatie anders. Hier bestaat het menu in de restaurantjes uit een grote berg rijst met een piepklein beetje vis of vlees. Overigens kan ik Madame Pet in Manantenina aanraden: twee hutten als restaurant, een kookhut en een winkel van sinkel, leveren alles voor de in- en uitwendige mens.

Hoewel in meters dichtbij, is Madame Pet onbereikbaar voor de meeste ‘locals’. Die kunnen alleen maar dromen van eten in een restaurant. Zij graven in de ochtend de cassave op, wassen ze, koken ze, eten ze. Voor rijke stinkerds (toeristen en expats) worden van het meel heerlijke moufs (oliebollen) gebakken. Die oliebollen zijn zo duur omdat olie een kostbaar bezit is.

Bij Madame Pet kwam ik op een goede avond een bioloog tegen. Onder het genot van het plaatselijke bier en onder de warme bromtonen van de generator, vertelde hij me dat hij zo’n vijf jaar door de streek dwaalde op zoek naar nieuwe soorten slakken. Dat lukte aardig; hij scheen al zo’n tien nieuwe slakjes te hebben gevonden. Het gesprek kwam op de voedselsituatie. Of hij als bioloog oplossingen had. De man keek me volstrekt verwilderd aan. Voedselsituatie? Het eten was hier toch goed. Ik wees op oedeembuiken, ontstoken ogen, kindersterfte en moedersterfte. De bioloog knikte begrijpend. Ach, natuurlijk, ik was weer zo’n expat die dit stukje van de wereld kwam redden. Hij stond op en legde een hand op mijn schouder: ‘Ga terug naar uw keurige huis mevrouwtje in uw keurige landje. Wat u ook van plan bent te doen, het is zinloos.’ Hij liet me woordeloos achter. Het meisje van 12 dat al de hele dag in de winkel had geholpen en nu ’s avonds bediende, ruimde stil de tafel af. Ik keek naar de kringen onder haar ogen. Wat deed ik hier eigenlijk?