Prijs!!

Maandag 14 maart 2016

Een prijs voor de democratie en vrede

Afgelopen zaterdag kreeg ik samen met de Noorse jurist en mensenrechtenactivist Fred Holt en de Congolese schrijver Patrick Mbeko, de Victoire Ingabire Umuhoza prijs voor vrede en democratie.

Natuurlijk ben ik hartstikke trots, maar ik heb lang geaarzeld of ik de prijs wel zou accepteren. Als journalist doe ik gewoon mijn werk en daar hoef ik geen prijs voor te krijgen. Daarnaast kunnen mensen deze prijs gebruiken om mijn betrouwbaarheid als journalist in het Rwanda-dossier te ondermijnen.

De kersverse Rwandese ambassadeur in België, Olivier Nduhungirehe, begon al direct de aanval, door me als FDU-activist en genocide-ontkenner neer te zetten. Natuurlijk werd de uitspraak van de Raad voor de Journalistiek er weer bij gehaald van het artikel dat ging over Jean Claude Iyamuremye, waarin ik door de raad schuldig werd bevonden aan vooringenomenheid en leugenachtigheid. De raad heeft geen idee dat klager Ibuka een instrument is in de handen van het Rwandese regime.

Dit soort beschuldigingen begint werkelijk saai te worden; iedereen met de verkeerde Rwandese vrienden of die (een ietsiepietsie) kritiek durft te leveren op president Kagame wordt voor het gemak weggezet als revisionist en genocide-ontkenner. Geeuw.

Veel erger en een ambassadeur werkelijk onwaardig, vond ik zijn tweet over Jean Claude Iyamuremye zelf. Die zat heel vals in elkaar: ‘Everybody from Kicukiro still remember Nzinga, a young overzealous killer, son of ‘the conseiller’.

In minder dan 140 tekens zet de Rwandese ambassadeur Iyamuremye neer als een jonge overijverige moordenaar, die ook nog eens bekend is bij iedereen in de wijk Kicukiro. Iyamuremye zit al bijna drie jaar in de gevangenis te wachten op uitlevering naar Rwanda. Daar zou hij terecht moeten staan. Die uitlevering vindt nog steeds niet plaats, onder meer omdat voor een dergelijk gecompliceerd proces in Rwanda, onvoldoende gekwalificeerde advocaten zijn, die voor dit soort processen weinig betaald krijgen.

Natuurlijk heeft de ambassadeur een goed voorbeeld. President Kagame vond -nog voor de rechter een oordeel had uitgesproken- dat er ruim voldoende bewijs was voor de schuld van Victoire Ingabire.

Terug naar de prijs. Ik heb dus geworsteld: aannemen of niet? Uiteindelijk heb ik besloten de prijs aan te nemen, maar hem direct door te geven aan ALLE Rwandese journalisten. En met alle bedoel ik niet alleen de journalisten die vanwege het regime zijn gevlucht, vermoord, bedreigd of gearresteerd. Ik bedoel daar ook de journalisten mee die dag in dag uit geconfronteerd worden met een waanzinnige censuur. Die weten dat ze moeten schrijven wat het regime wil omdat ze anders niet meer kunnen schrijven. Ik geef de prijs dus ook aan bijvoorbeeld de collega’s van de New Times.

Persvrijheid is iets dat Rwanda niet kent. Rwanda staat op de 162ste plaats (van de 180 landen) als het gaat om de persvrijheid. Het staat bijvoorbeeld lager dan DRC (151) en Rusland (148). Overigens, Nederland staat op de tweede plaats, Finland is nummer één. De lijst wordt jaarlijks samengesteld door Reporters without Borders; deze cijfers zijn van 2014.

Met het gebrek aan persvrijheid worden niet alleen de journalisten geconfronteerd die kritiek uitoefenen op het regime, maar beslist ook zij die elke dag hun werk moeten doen in gecensureerde omstandigheden. Dat kruipt in je hoofd, zo vertelde een Rwandese journalist me in november 2014. 'Censuur is zo vanzelfsprekend dat je je eigen stukken -ongemerkt- propagandistisch schrijft. Misschien zou ik anders willen, maar daar denk ik niet aan. Ik heb een familie.’ Aldus de journalist die ik maar niet bij naam zal noemen.

Rwanda heeft behoefte aan een werkelijke dialoog, niet aan opgeklopte beschuldigingen die geen basis in de realiteit vinden. Journalisten kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. Nu en in de toekomst van Rwanda.