Jong in Nieuwspoort

Woensdag 19 september

Gisteren was er de jaarlijkse werkgeversborrel in Nieuwspoort. Traditiegetrouw komen alle ministers, staatssecretarissen, Tweede Kamerleden, werkgevers en journalisten hier een kijkje nemen. Sommige mannen nemen hun vrouw mee naar de borrel. Dat is onveranderlijk een jonge vrouw. Je wil natuurlijk als man graag laten zien dat je nog meetelt in het leven.  Mooi hoeft ze niet te zijn, jong wel.

Je herkent de jonge vrouwen direct. Ze hebben een hoogrood kleurtje, een hoedje, wiebelhakken en een deftig strak jurkje. Met schitterogen kijken ze om zich heen, wat onwennig aan hun glaasje witte wijn nippend. Ze kennen er geen mens, hoewel ze natuurlijk wel  hadden kunnen weten wie de voorzitter van de werknemers is. 'Zeg Bernard, mag ik je even voorstellen: Carla mijn nieuwe partner’. Waarop de aangesprokene een kleine buiging maakt, Carla de hand schudt en wordt aangesproken door een collega-werkgever, waarna ze al fluisterend  een hoekje opzoeken. Inmiddels is de partner van Carla in gesprek met een andere man en staat Carla manmoedig glimlachend alleen. Ze neemt af en toe een slokje en om zich een houding te geven kijkt ze vaak op haar –in roze hoesje gestoken –iPhone. Natuurlijk durft ze geen foto te nemen, niet van Mark, of van Henk, of van Frits. Haar partner had haar duidelijk ingefluisterd dat dit ‘not done’ was. Maar jammer vond ze het natuurlijk wel. Ze had dolgraag even een fotootje getwitterd. Daar komt haar partner weer. Laten we hem Jan noemen. Hij pakt haar bij de elleboog. ‘Kom schat, even kijken of Henk er is.’

Wat wiebelend, inmiddels dragen niet alleen de hakken maar ook de glaasjes witte wijn bij aan de mindere standvastigheid, wordt Carla geshowd aan de collega’s van Jan. ‘Gefeliciteerd’, fluisteren sommigen in Jan’s oor, een paar roepen minder discreet dat hij een bofkont is.

Jan’s dag kan niet meer stuk. Die van Carla ook niet. Die voelt zich groeien onder de complimenten van al die bekende mensen.

‘Kom schat’ zegt Jan zo rond zeven uur als de menigte wat begint te dunnen. 'Laten we ergens een hapje gaan eten'. Aan de arm van Jan wiebelt Carla met schitterogen naar buiten. Voor hen uit loopt Mark. Als hij de deur uitstapt, gaat er een gejuich op van de mensen achter de dranghekken. ‘Goed gedaan Mark!’.

Jan wordt wat nerveus. Ik moet nog even plassen, zegt hij tegen zijn jonge partner. Die hoort hem echter niet door alle gejuich en stapt naar buiten. Jan kan niet anders dan volgen. Het blijft ijzig stil als hij naar buiten stapt. Een onbetekenende man in een onbetekenend pak.  

Dan klinkt het plots: ‘Hé Carla, hé wijffie, toppie.’ Een dikkige man in een joggingbroek steekt zijn duim in de lucht.

Achter Jan klinkt onderdrukt gegniffel van een collega die ook de deur uitstapt.

Carla weet het nog niet, maar dit is de eerste en ook de laatste keer dat ze de werkgeversborrel in Nieuwspoort heeft bezocht.