Weer een wedstrijd geloof-ongeloof


De grote zanger is gisteren gearriveerd. De directeur van de Canard is in alle staten. Uitgerekend nu moet zijn tweede man eindtentamens doen in internationale diplomatie aan de universiteit en is een andere journalist ziek. In plaats van helpen met de laatste loodjes, voel ik als een ander blok lood aan zijn been, dus houd ik me maar afzijdig. Ik moest toch wat klusjes doen voor PUM. Zo heb ik gisteren gesproken met de media-waakhond (zeer schokkend wat ik daar hoorde, maar ik moet even overleggen hoe ik met de informatie om kan gaan) en met de directeur van radiostation Arzeke. Er was al een expert van PUM, maar ze willen meer. Zo willen ze graag dat twee journalisten op stage gaan en zeer politiek correct: een meisje en een jongen.

Gisteravond gegeten met een goede vriend hier. Hij reed mijn Zuid-Afrikaanse cameraman en mij rond, de eerste keer dat we hier waren. Heel toevallig zat hij met mij in dezelfde bus een paar dagen geleden naar Parakou. Ik vertelde hem over de zes heksen. Natuurlijk kende hij dat verhaal, hij veerde op. Had ik met een van de ouders gesproken? Ik steeg zienderogen in zijn achting. Terwijl wij in het pikkedonker (geen insecten) met onze vingers een karper met hete pepers aten, vertelde hij dat hij ook problemen met zijn dochter had. Ze was 15 jaar en er was geen land meer met haar te bezeilen. Ze was nu in Cotonou, bij haar oudste zus, om een beetje tot rust te komen en om de boze geesten uit te laten drijven. Dat gebeurde, zo zei hij, precies op dit moment. 

Hij liet me haar SMSjes zien, om te bewijzen hoe ze van het goede pad af was geraakt. Ik las SMSjes uit januari: 'Dag lieve papa, alles gaat goed, we gaan zo naar het feest.' SMSjes uit februari: Pap, ik ben zo terug, ben even boodschappen doen' en SMSjes uit maart: 'Ik vind jullie verschrikkelijk, jullie zijn er nooit.'

Is er iets gebeurd in maart? Hij aarzelde even, maar toen kwam het hoge woord er uit. Zijn dochter zou begin maart met haar school meedoen aan een festival in een stadje niet ver van Parakou. Ze ging op donderdag weg en zou een paar dagen wegblijven. Op maandag kwam hij een vriendin van haar tegen. Natuurlijk vroeg hij waarom ze niet bij het festival was. 'Festival? Er is helemaal geen festival'. Zijn dochter had een brief van school vervalst over het festival. En goed van vertrouwen als hij was, had hij blindelings getekend zonder goed te kijken.

Natuurlijk was mijn vriend radeloos. Ze probeerden haar mobiel te bellen, maar er werd niet opgenomen. Ze stuurden SMSjes. Ze belden andere vriendinnen. Een dag later, om middernacht, stond ze op de stoep. Ze had de dagen met drie volwassen mannen doorgebracht. 

Wat denk je dat er gebeurt in Benin? De dochter krijgt te horen dat er een boze geest in haar zit die moet worden uitgedreven. NIEMAND wijst naar de drie volwassen kerels die toch op hun gemakje een aantal dagen met een kind van 15 alles hebben kunnen doen waar ze maar zin in hadden. Die mannen zouden moeten worden opgespoord en gearresteerd. Er moet aangifte gedaan worden bij de politie. Drie mannen met een minderjarig kind, als dat niet strafbaar is?

Mijn vriend knikte. Hij begreep het. Om vervolgens zijn vrouw te bellen hoe het was gegaan met de uitdrijving. De priester-uitdrijver bleek fantastisch te zijn, een soort helderziende die precies vertelde wat er met het meisje aan de hand was. Ze had het moeilijk en er zat een boze geest in haar lichaam.

Zaterdag ga ik bij hen eten. Ik blijf hameren op aangifte. Weer een wedstrijdje geloof-ongeloof dat ik graag aan ga.